19
In zake de reiskostenkwestie c. a. werd, zooals de leden reeds
bekend is, dd. 25 Maart 1902 eene request met toelichting om
verbetering van de bestaande bepalingen omtrent vergoeding van
reis- en verblijfkosten, van bureau- en teekenbehoeften en van
instrumenten aan dqnzelfden Minister verzonden. (Zie jaargang
XVIII, bladz. 141 e. v. v.)
In Mei werd onder toezending van een afschrift van dit request
aan het Bestuur der Vereeniging van Ingenieurs-Verificateur van het
kadasterde steun dier vereeniging gevraagd in deze belangrijke
zaak, die zoo nauw de belangen der landmeters van het kadaster
en ook die van 's lands schatkist raakt.
Zeide het Bestuur ter vorige algemeene vergadering toe ernstig
te zullen overwegen of stappen gedaan zouden kunnen worden om
te. verkrijgen, dat ten bate van het kadaster in de toekomst, de
aspirant-landmeters in de gelegenheid gesteld zouden worden ge
durende een paar zomermaanden de praktijk der hoekmeting bij
de Rijksdriehoeksmeting mede te maken, reeds in Januari 1902
nam het Bestuur de vrijheid bij missive Z. E. den Minister van
Financiën er op te wijzen, dat de Ver. voor K. en I. eene dergelijke
detacheering van aspirant-landmeters zeer in het belang van het
kadaster acht.
Ten vorige jare werd besloten tot toetreding van onze vereeniging
als lid van den Bond ter verkrijging van 'wettelijke regeling van den
rechtstoestand der burgerlijke ambtenaren.
Met betrekking tot de uitvoering van dat besluit diene het
volgende:
Het Bestuur heeft eene jaarlijksche contributie toegezegd van
f 5.00 en benoemde tot afgevaardigden onzer vereeniging voor de
vergaderingen van den Bond, de heeren C. W. Gombault en E.
J. A. Weygers, waarvan de noodige mededeeling gedaan werd
aan den secretaris van den Bond.
Ten einde alle landmeteis in de gelegenheid te stellen een juist
denkbeeld te verkrijgen van de bedoelingen van den Bond van
Ambtenaarsvereenigingen, werd door het Bestuur in Januari naar
elk kadasterkantoor eene brochure gezonden van den voorzitter
van den Bond, den heer -J. de Vries, getiteld: „De Rechtstoestand
der Ambtenarenovergedrukt uit Vragen van den Dag, afl. 1,1902.