201
Onze geleider vertrouwt, dat binnen korten tijd op dit gebied
veel meer licht zal worden verspreid. Hij wil er hier slechts even
melding van maken, omdat z. i. dergelijke mikrohen eene groote
rol in de bodemphysiologie te vervullen hebben. Daarom wijst hij
er nog even op, dat ook Prof. Dr. Beijerinck proefondervindelijk
heeft aangetoond, dat deze uiterst lage organismen het onderspit
moesten delven, toen hij eenige organische stof in het kiezelzuur
mengde. Dat gaf aan tal van hooger georganiseerde mikroben
zooveel gelegenheid tot krachtig optreden, dat zij die lage organismen
het leven onmogelijk maakten; deze waren dan latent.
Aangezien die lage organismen weinig of geen behoefte hebben
aan luchtverversching, zoo zij slechts kunnen beschikken over dat
gas, dat Levy in de atmospheer aantoonde, dan behoeft hun woe
keren in nog gesloten ondergrond volstrekt niet uitgesloten te zijn.
Volgens onzen geleider moet dat gas een produkt zijn van de
ontbinding van de organische stof, die langs dien weg in de
atmospheer komt. Het is volgens Henriet even oplosbaar in
water als kooldioxyde, kan dus met het hemelwater in den onder
grond worden gevoerd.
Ongemerkt betraden wij een gebied van de persoonlijke waar
neming van onzen geleider. In 1900 en 1901 mocht hij waarnemen,
dat dergelijke lage organismen, groeiende op eene kiezelzuurop-
lossing hunne afgestorven deelen in de opaliseerende vloeistof laten
vallen. Daarbij oefenen die lichamen op de kiezelzuuroplossingen
eenen zoodanigen invloed uit, dat het colloïdaal in het water ver
deelde kiezelzuur, uit de vloeistof wordt afgescheiden. Deze wordt
waterhelder. Kookt men die, niet meer opaliseerende, vloeistof in
gesloten kolf op, dan gaat het kiezelzuur weer in oplossing, de
vloeistof opaliseert weer en op den bodem blijft een dood georga
niseerd weefsel achter. Hetzelfde verschijnsel was waar te nemen
in de colloïdale oplossing van aluminiumsilikaat, een der hoofdzakelijke
bestanddeelen van onzen kleigrond. Aldus uit hunne oplossing
afgescheiden colloïden hebben door hunne ontzaggelijke oppervlakte
ontwikkeling een buitengewoon groot absorptievermogen voor tal
van electrolyten, d. w. z. stoffen in oplossing worden zoodanig
om en tusschen deze stoffen vastgelegd, dat zij slechts door veel
water op den langen duur gedeeltelijk uit die vastlegging vrijgemaakt
kunnen worden.
Voor een belangrijk deel is dit gevolg van het hier aangestipte