Ruilverkaveling (landverlegging), Gewone Vergadering
gehouden op Donderdag 5 November 1903 door de afdeeling
BEERTA, der Groninger Maatschappij van
Landbouw en Nijverheid
Spreekbeurt van den lieer I. Boer Hz. te Utrecht.
Uit een rechtsgeleerd, administratief, een technisch oogpunt, zegt
spr., kan men dit vraagpunt b.v. bezien. Hij zal zich meer bezig
houden met economische zijde.
Spr. begint met als voorbeeld te nemen perceelen van verschillenden
vorm, van den vorm toch van het perceel, hangt grootendeels zijn
meerdere of mindere geschiktheid voor het landbouwbedrijf af. Hij
stelt naast een perceel van 200 bij 50 M. een van 1000 bij 10 M.
Het lange perceel eischt veel kosten voor het maken van een afschei
ding. De omtrek er van is 2020 M., die van het andere slechts 500 M.
De afscheiding van het lange kost dus 4 maal zooveel.
Een wagenspoor van 3 M. geeft bij het kortste een verlies van
6 pet., bij het langste een van 30 pet.
Ook staat men bij het langste meer bloot aan het onkruid van
anderen. Dit geldt ook voor plantenziekten, muizen, enz.
Twee perceelen, even groot en van gelijke vruchtbaarheid kunnen
zoo een geheel verschillende opbrengst leveren.
Een wijk te graven door het smal perceel is onmogelijk, bij het
vervenen wordt er veel vermorst.
Thans neemt spr. als voorbeeld een blok land van 1000 bij 1000
M., verdeeld in honderd perceelen van 10 M. breedte.
Honderd perceelen van 200 bij 50 M. zijn veel doelmatiger.
Spr. zegt met geringe moeite deze verkaveling in teekening te
kunnen ontwerpen, maar in de practijk der ruilverkaveling gaat
dat minder gemakkelijk. Daar dient gelet niet alleen op vrucht-
Ontleend aan het Verslag dier bijeenkomst, voorkomende in de Nieuwe
Winschoter Courant van Zondag 8 November 1903. Tweede Blad.