213 wandelt. Hij heeft uit wendig den vorm van een tasch van hout of licht metaal, hoog ge middeld 34, breed 34, dik 8 centimeter; en wordt met een riem ge hangen om den linker schouder des opnemers. Deze heeft niets anders te doen dan, wandelend met gelijkmatigen pas, met de linkerhand een knop, welke zich op het midden der tasch bevindt, zoodanig te draaien dat voortdurend een kompas inspeelt. Dit kompas bevindt zich aan den bovenkant der tasch onder het oog des wandelaars. In beginsel is het in strument een graphischejjengte- en hoekmeter. De doorloopen lengte wordt als geperforeerde lijn geteekend door een wagentje, „recorder" geheeten, dat zich steeds ver ticaal naar beneden beweegt. De verplaatsing van den recorder is evenredig aan het aantal passen, en dus, bij gelijkmatigen pas, ook evenredig aan den doorloopen afstand. De hoeken worden overge bracht door draaiing aan den knop, die dient om het kompas te doen inspelen, Die draaiing wordt n.l. direct overgebracht op het planchet, alsmede door In nevenstaande figuur is het deksel weggelaten, dus de «recorder» zichtbaar.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1903 | | pagina 215