Meetkunde. (l1/2 uur). 218 3. Van den boldriehoek A B C is de som der zijden 180°. Bewijs 1°. Cos(A B) Tg c Sin C. 2°. Cos A D Tg Vj a Cos (b—c). D is het midden der zijde BC. 4. Van den boldriehoek ABC is gegeven: A 53° 21' 10". B 84° 40' 4". C 58° 13' 10". Bereken de bogen der groote [cirkels, die de middens der zijden van dezen driehoek met elkander verbinden. 1. De opstaande ribben van eene regelmatige driehoekige piramide zijn elk 3 maal zoo groot als eene ribbe van het grondvlak. De straal van den omgeschreven bol is 3 6. Bereken: 1°. het volume van de piramide 2°. de straal van den bol, die door de middens van de 6 ribben gaat. 3°. de ribbe van den kubus, die beschreven kan worden in het grootste van de beide bol-segmenten, waarin het vlak van het grondvlak den omgeschreven bol verdeelt. 2. Van een afgeknotten kegel zijn de stralen van grond- en bovenvlak 2a en a. De beschrijvende lijn maakt met het grondvlak een hoek van 72°. Een vlak evenwijdig met het grondvlak, verdeelt dien afgeknotten kegel in 2 deelen zóó, dat in het deel, hetwelk aan het grondvlak grenst, een bol kan worden beschreven. Bereken de verhouding van de volumina van beide deelen. Rekenkunde. (l1/2 uur). 1. Een voorwerp, uit een mengsel van goud en zilver bestaande, weegt 1 H.G. en heeft een inhoud van 64/u c.M3. Als het soortelijk gewicht van goud 19,25 en van zilver 12,8^ is, hoeveel D.G. van elk metaal is er dan in het mengsel1? 2. Iemand verkoopt van zijn waren de helft a fl,25 het K.G., een derde a fl,20 en de rest met 15 cent verlies per K.G Als hij 162/s pet. wint, vraagt men den inkoop per K.G. 3. P en Q vertrekken op hetzelfde oogenblik uit X en Y en gaan elkander te gemoet. Bij de ontmoeting had P vier K.M. meer afgelegd dan Q. Als P na de ontmoeting nog 4'/s uur en Q nog 520/21 uur moet loopen om in Y en X te komen, hoe groot is dan de afstand van XtotY1?

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1903 | | pagina 220