220
met de meeste bijzonderheden omtrent de meer nauwkeurige bepaling
van de gedaante der aarde, alsook met de verschillende wijzen om den
tijd te meten. Daarentegen was de kennis van de belangrijke punten,
lijnen en hoeken op den hemelbol zeer voldoende.
Het examen in het Nederlandsch geeft geen stof tot bijzondere op
merkingen. Aan geen der candidaten behoefde een onvoldoend cijfer
gegeven te worden.
In het Fransch en Hoogduitsch voldeden de candidaten over het algemeen
bij het mondeling examen beter dan bij het schriftelijk. Vaardigheid
om zich in de vreemde taal uit te drukken ontbrak veelal, terwijl, vooral
in het Fransch, de schat van woorden niet groot was.
De kennis van de hoofdtrekken der gemeente-, provinciale en staatsinrichting
was over het algemeen zeer voldoende. Alleen aan een paar candidaten
moest het cijfer van onvoldoende worden toegekend.
Voor het onderzoek naar handteekenen werd opgegeven een groep van
rechtlijnige op en neven elkander geplaatste lichamen. Slechts aan -4
candidaten kon het cijfer van goed worden toegekend.
Het rechtlijnig teekenen bestond in het construeeren van een cirkel om
en in een driehoek van bepaalde afmetingen.
Dit werk leverde vrij bevredigende uitkomsten op.
Het schrift, ofschoon niet onvoldoende, liet bij de meeste candidaten
te wenschen over.
De Commissie
E. van Steenbergen, Voorzitter.
P. Zeeman Gzn.
P. Molenbroek.
H. J. Wansink.
P. Poot.
A. Veenhuysen, Secretaris.