HET LANDRENTE-KADASTER.
In den vorigen jaargang van ons Tijdschrift (bldz. 246254)
werd de zakelijke inhoud weergegeven eener verhandeling van den
heer G. F. W.(iemans) in de Locomotief van 2, 3 en 4 Juli 1902 en
der daarop gevolgde repliek van den heer Sollewijn Gelpke in
hetzelfde orgaan, in welke artikelen het „tegen" en het „voor"
werd bepleit, van de overbrenging van bet landrente-kadaster bij
den topographischen dienst.
Aanleiding tot deze gevoerde polemiek was de in November
1900 in het leven geroepen commissie van onderzoek naar de
mogelijkheid der oprichting van één dienst voor de opneming en
het in kaart brengen van Indië.
Haar eindverslag heeft tot gevolg gehad, dat de zooeven ge
noemde overbrenging in beginsel werd aangenomen, en dat reeds
in den loop van 1902 maatregelen werden getroffen, om van
1 Januari 1903 af, de landrente-kaarten van het district Salaman
(afd. Magelang, res. Kedoebij den topographischen dienst te doen
vervaardigen, gelijktijdig en in verband met de onderhanden zijnde
topographische opneming, aan de hand eener in het eindverslag
voorgestelde, veel minder kostbare methode dan de tot dusver
gevolgde.
Toetsen wij deze mededeeling, ontleend aan Hoofdstuk D. 3
van het koloniaal verslag van 1903, aan liet Overzicht sub III,
bijlage F. van dat verslag, waaruit blijkt over hoeveel bouws en
perceelen in 1902 de landrente-metingen zich uitstrekten, en waarin
ook eenige andere der voornaamste verrichtingen van het kadaster
over 1902 onder cijfers zijn gebracht, dan vragen wij ons onwille
keurig af, of wellicht het kadaster in Indië als zelfstandige tak van
dienst eerlang op zal houden te bestaan.
Omtrent het zoogenaamde eigendoms-kadasterd.i. het nieuwe