249
Ongeveer hetzelfde in andere bewoordingen is door ons betoogd
toen wii indertiid schreven:
„Het is meer dan tijd, dat voor het geheele Rijk, in alle
schakeeringen van staats-, provinciaal-, gemeentelijk- en par-
liculier landhuishoudkundig ondernemen, eenheid in de uit
voering van geodetisch-kultuurtechnische werkzaamheden tot
stand komt1).
Nu het blijkt dat er op meeningen over het onderwerp opneming
en inkaartbrenging, in de koloniën en in het moederland kan
worden gewezen, die met elkander parallel loopen, herhalen wij
het verzoek door de redactie van dit Tijdschrift het vorig jaar tot
de Indische ambtgenooten gericht: „voor nadere toelichting dezer
quaestie houden wij ons ten zeer aanbevolen.
In Indië schijnt een samensmelting tot stand te zijn gekomen,
de te verkrijgen uitkomsten boezemen ons zeer veel belang in, en
ook de verhouding, waarin door de samensmelting het kadaster
als tak van dienst, kwam.
Tegen fusie in het algemeen hebben wij geen bezwaar,
het komt ons echter voor dat het „kadaster," in lndië zoo goed
als lner, uit zijn aard geroepen is de leiding te geven, en niet de
op geodetisch gebied meer vluchtige, topographische dienst.
Leiden, October 1903. C. W. Hoffmann.
Tijdschrift v. K. en L. .Trg. XVII (190)), bldz. 18.