2G0 De heer de Marez Oyens, Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid: Mijnheer de VoorzitterDe heer de Visser heeft omtrent de reorganisatie van de Rijkslandbouwschool woorden gesproken, die de volle sympathie hebben van de Regeering en die ik vergeleek met een voor mij liggenden brief, waarin de denkbeelden der Regeering summier zijn ontwikkeld aan den Minister van Binnenlandsche Zaken, ten einde diens medewerking voor de reorganisatie van de hoogere bur gerschool te verkrijgen; van tijd tot tijd vond ik in den brief woordelijk wat de geachte afgevaardigde gesproken heeft. Ieder trouwens, die zich met de Rijkslandbouwschool heeft beziggehouden, moet tot de overtuiging komen, dat de reorganisatie van de bedoelde hoogere burgerschool, welke lijdt aan een vierjarigen cursus, dringend noodig is. Het tegenwoordig stelsel geeft tot een ongewensche opeenhooping van vakken aanleiding en maakt tevens een beperking van het onderwijs in verschillende onderdeelen noodzakelijk, welke, zooals door den geachten afgevaardigde uit Amsterdam juist is geschetst, voor de verdere studiën der betrokken leerlingen weinig gunstige uitkomsten oplevert. De be doeling is nu, de hoogere land- en boschbouwschool te Wageningen geheel los te maken van de inrichtingen, waarmede zij thans is verbonden, te weten de hoogere burgerschool, de landbouwschool en de tuinbouw school, en haar vervolgens in te richten op den voet, waarop men zich indertijd bij de totstandkoming der wet op het middelbaar onderwijs zoodanig instituut heeft voorgesteld. Ik ben reeds te dezer zake met mijn ambtgenoot van Binnenlandsche Zaken in overleg getreden en wel over de vraag, of het mogelijk zou zijn de hoogere burgerschool te reorganiseeren tot een vijfjarige inrichting en vervolgens door diens Departement te doen overnemen. Het antwoord hieromtrent ben ik nog wachtende. De heer de Visser: Ik heb den Minister alleen dank te zeggen, en daaraan toe te voegen, dat het mij ten zeerste verblijdt dat mijn theoretische beschouwingen op dit punt kloppen met de adviezen, door de mannen der praktijk gegeven aan den Minister, waarvan deze zoo vriendelijk was, mij inzage te geven, nadat ik gesproken had.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1903 | | pagina 264