De heer Smeenge: Mijnheer de Voorzitter! Ik wenschte den Minister
een vraag te doen.
In vorige jaren werd door den heer van Alphen, anderen en mij
heihaaldelijk de aandacht van den Minister van Financiën gevestigd op
de teekenaars van het kadaster.
Dit jaar vermoedde ik dat er in de Memorie van Toelichting iets over
deze quaes tie zoude staan, doch dit was niet het geval.
In de afdeelingeri heb ik, niettegenstaande dat, over dit punt gezwegen.
Later kreeg ik daarover berouw en in't vertrouwen dat de Minister mij
uit dien hoofde een vraag niet euvel zal duiden, waag ik het er een te doen.
Deze Minister toch heeft in 't vorig jaar ook overweging toegezegd en
het is niet onmogelijk, dat, misschien na de indiening der begrooting,
door hem een decisie is genomen.
De vraag die ik daarom wensch te doen is deze
Heeft de overweging u niet de overtuiging geschonken dat hetgeen
vroeger omtrent deze zaak in het midden is gebracht, was juist, dat
daarom wijziging van liet bestaande noodig is en dat ten gevolge daarvan
de wenschen van deze personen kunnen worden ingewilligd?
De heer Harte van lecklenburg, Minister van Financiën: Mijnheer
de Voorzitter! De heer Smeenge heeft, zonder de zaak te noemen, de
belangen van de teekenaars van het kadaster aanbevelende, ten slotte
gevraagd, of hun wenschen zullen ingewilligd worden.
Zóó algemeen gesteld, kan ik die vraag niet bevestigend beantwoorden.
De teekenaars van het kadaster zijn op vroeger geuite verlangen terug
gekomen en ik kan wel verklaren dat op sommige punten aan hun
wenschen te gemoet zal worden gekomen. Ik hoop dat de geachte afge
vaardigde met deze verklaring genoegen zal nemen.
De heer Drucker: Mijnheer de Voorzitter! Bij dit artikel wensch ik
een woord te zeggen over de quaestie van het kadaster.
Wat betreft de reorganisatie van het kadaster in dien zin, dat aan dat
kadaster bewijskracht zou worden toegekend ten aanzien van de grenzen
der eigendommen, verklaart de Minister dit jaar in de Memorie van
Antwoord, dat wij bij hem zijn aan het verkeerde kantoor. Dafc men
zich aan dit kantoor heef! vervoegd, daarvoor kan, dunkt mij, ter veront
schuldiging strekken, dat men in vroegere jaren altijd aan hetzelfde
kantoor een antwoord heeft ontvangen, al was dat ook onbevredigend.
De zaak is behandeld hij Financiën én met den Minister Sprenger van
Eyk èn met den Minister Pierson èn, schriftelijk althans, verleden jaar
ook met dezen Minister. En deze Minister verklaarde het vorige jaar,
dat er over die zaak aan zijn Departement berustte een zeer uitvoerig