35
Wat is die tegenwoordige organisatie? Die is, dat het kadaster is een
onderdeel van de afdeeling, waartoe behooren ook o. a. registratie, hypo-
theekbewaring en domeinen, waar hel kadaster uil der. aard der zaak
op den achtergrond raakt tegenover de andere diensten die daarbij
behooren. Het is eigenaardig, wanneer men de quaestie van het kadaster
hier besprak, beliepen de voorgangers van den Minister, dien wij thans
de eer hebben hier te zien, zich altijd op het getuigenis van de chefs,
van de mannen van het hypotheekwezen en van de registratie, die van
de techniek van het landmeten niet volkomen op de hoogte zijn. Een
van de sprekers die verleden jaar in de Eerste Kamer dit onderwerp
behandelde zeide: Ten aanzien van het kadaster staat men aan het
Ministerie op een conservatief standpunt en ik twijfel of op den duur
dat conservatieve standpunt houdbaar zal blijken. Dat woord „conser
vatief zal misschien doen denken, dat degene die dat in de Eerste Kamer
zeide, was de een ol andere jonge wildzang, die met radicale denkbeelden
omging; neen, het was een veteraan, ook op dit gehied bijzonder thuis,
de toemalige afgevaardigde, de heer Geertsema.
Waar wij nu weder in den toelichtenden staat lezen (in de noot op
dit artikel, noot 41) dat men opnieuw aan de hermetingen gaat, die heel
goed zijn, wanneer zij gebeuren op deugdelijke wijze, maar die in ieder
geval veel geld kosten, zou ik aan den Minister willen verzoeken om,
voordat men tot groote uitgaven overgaat, nog eens te overwegen, of de
zaak berust op goede grondslagen, te overleggen met zijn ambtgenoot
voor Justitie, of men niet behoort te komen lot het toekennen van bewijs
kracht aan het kadaster; maar ook afgezien daarvan na te gaan, of niet
een reorganisatie van dezen dienst, ook aan het Departement, in over
weging dient te worden genomen, een reorganisatie in dien zin, dat de
techniek van dal vak en de bekwaamheid van de mannen die daarin
thuis zijn, meer tot haar recht komen dan thans het geval schijnt te zijn.
Aangezien de zaak uit het laatste oogpunt niet in de stukken is besproken,
zou ik er volkomen genoegen mede nemen indien de Minister alleen
wilde toezeggen te zullen overwegen hetgeen ik hier heb medegedeeld.
De heer Ketelaar; Mijnheer de Voorzitter! Bij deze afdeeling wordt
een regeling voorgesteld van de traktementen der Rijksklerken, werkzaam
bij de hypotheekbewaarders, bij het kadaster en bij de ontvangers van
de registratie Ik heb in het algemeen tegen die regeling niets; alleen
zon ik de vraag willen stellen, of misschien voor de kleinere plaatsen
die regeling niet wat onvoldoende is. De Minister zegt wel in de Memorie
van Antwoord, dat die Rijksklerken, welke bekwaam genoeg zijn voor
een hoogere klasse en overplaatsing wenschen, deze met weinig moeite
kunnen verkrijgen, maar ik heb daaromtrent nog andere mededeelingen