denzelfden aaid van werkkring hebben hetzelfde stelsel van bezoldiging en bevordering vaststelt. Dan zal men niet dien aandrang krijgen zooals de Minister vreest. Ik dank intiisschen den Minister voor de toezegging, dat hij wil onder zoeken of er voor de door mij bedoelde ambtenaren nog iets kan worden gedaan. De heer Drucker: De quaestie van de bewijskracht van het kadaster was vroeger een zaak van Financiën in overleg met Justitie, en zooals wij nu van de Ministerstafel hebben gehoord, is het thans een zaak van Justitie in overleg met Financiën. Ik zal den kostbaren tijd van de Kamer niet besteden aan een beschouwing van de vraag, welke van die twee opvattingen juist is. Dit jaar komen wij toch niet verder en ik hoop er dan ook liet volgende jaar te gelegener plaats en tijd op terug- te komen. Wat de regeling van den dienst van het kadaster betreft, waarover ook de heer Willinge een woord sprak in denzelfden geest als ik mij veroorloofd had dat te doen, had mijn opmerking een veel uitgebreider strekking, dan de Minister uit mijn betoog schijnt te hebben verstaan. Het gold niet enkel de vraag of een nieuwe papieren instructie zou worden uitgevaardigd, meer aan de eiscben des tijds beantwoordende. Waar ik op aandrong en nog blijf aandringen, is, dat deze eigenaardige tak van van dienst, met haar eigen wetenschap en techniek, met haar eigen grondslagen en eigen denkbeelden in de organisatie van het ambtenaars- personeel niet langer onder dak zal worden gebracht, om niet te zeggen, zal worden verdrukt, bij andere diensten, waar deze dienst niet tot zijn recht komt. Ik hoop, dat de Minister uit dat oogpunt de zaak nog eens aandachtig zal willen overwegen. De heer Lieftinck: Mijnheer de Voorzitter! Ofschoon het mijngewoonte is duidelijk en gearticuleerd te spreken, schijnt de Minister mij toch niet verstaan te hebben. Ik heb niet gezegd, dat de maatregel, onder het bestuur van den Minister Sprenger van Eyk, ten opzichte van particulier werk door landmeters genomen, al of niet door mij goedgekeurd werd. Daarover heb ik mij niet uitgelaten: ik heb eenvoudig geconstateerd, dat onder dien Minister de regeling veranderd is Of het een goede maatregel is dat de landmeters, die voor particulieren werken en door particulieren betaald worden, het geld in de Staatskas moeten storten, laat ik thans buiten quaestie. Wel heb ik gezegd, dat het minder vlug werken der landmeters het uitvloeisel van den maatregel kon zijn, omdat daarna vooral de klachten zijn toegenomen, maar tusschen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1903 | | pagina 44