50 De heer Harte van Tecklenburg, Minister van Financiën: Wanneer ik slechts een kort woord zal zeggen over het door den geachten afge vaardigde gesprokene, wijte men dit niet daaraan, dat ik het te berde gebrachte zou beschouwen als van belang ontbloot. Integendeel: ik heb in deze weinige oogenblikken zeer ernstige denkbeelden hooren ontwikkelen, die echter, wellicht juist wegens hun gewicht, zich minder leenen om terstond aanleiding te geven tot een gedachtenwisseling. De heer Knol Welt heeft belangrijke wenken gegeven ten aanzien van de quaestie der rechtsgeldigheid 'van het kadaster. Reeds in de gewisselde stukken is door mij medegedeeld, dat het groote belang van dit onderwerp door mij werd erkend, maar dat ik desniettemin meende van mijn kant te dezen niet te moeten ingrijpen. Het hierbij betrokken vraagstuk is, naar mijn, na betrekkelijk lange overweging verkregen meening, in de eerste plaats van juridischen aard. Het geldt de vraag, of ten aanzien van het -eigendomsrecht aan het kadaster een exceptioneele en beslissende bewijskracht zal worden toegekend. Het kadaster beschouwd van het standpunt van het Departement van Financiën, is in de eerste plaats, ook krachtens zijn oorsprong, bestemd om te zijn hulpmiddel voor belastingheffing en aan die bestemming kan het gezegd worden te beant woorden. Ik bedoel hiermede echter geenszins, dat aan het bestaande kadaster, beschouwd als Masfiw^rkadaster, geen verbeteringen meer zijn aan te brengen. Dit ware een al te vleiend getuigenis. Intusschen mag ik er wel aan herinneren, dat na mijn optreden reeds een belangrijke poging in die richting is gewaagd. De handleiding voor de technische werk zaamheden van kadastrale hermetingen is door mij geheel herzien en wel aan de hand van de door de ingenieurs-verificateur uitgebrachte adviezen, met uitzondering echter van die voorstellen, welke betrekking hadden op de rechtsgeldigheid van het kadaster ten aanzien van de grenzen der perceelen. Zooals door de raadpleging van die handleiding kan blijken, is de ver betering o. m. hierin gezocht, dat de geometrische punten zullen worden verzekerd en aangewezen o. a. door hardsteenen kadasterpalen, hetgeen tot nog toe niet geschiedde. Nu wil ik wel mededeelen, dat ik in die richting nog verder wensch te gaan, en dat het in mijn bedoeling ligt om dergelijke voorschriften ook te geven ten behoeve van de latere bijhouding. Intusschen altijd met dit uitdrukkelijk voorbehoud, dat de verbeteringen, door mij aan te brengen, zich er toe zullen bepalen, het kadaster meer en meer te doen beantwoorden aan zijn eigenlijke bestem ming van belastingkadaster. In hoeverre het tevens dienstbaar behoort te worden gemaakt aan een betere afbakening van de eigendomsgrenzen is een vraag, die in de eerste

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1903 | | pagina 50