89 bijna 100 jaren de bezitsverhoudingen zoo algeheel gewijzigd als in die streken, die den zegen der ruilverkaveling zijn deelachtig geworden. Geen agrarische wetgeving van den nieuweren tijd kan wijzen op zoo groote gevolgen, geenc heeft de verheffing van den landbouw ook maar eenigszins in gelijke mate bevorderd." De voordeelen die uit ruilverkaveling voortvloeien zijn vele en velerlei, zij schijnen elk op zich zelf dikwijls klein, en toch is hunne beteekenis zoo groot dat de waarde der gronden, er aan onderworpen, overal beduidend stijgt. Volgens eene in Duitschland gemaakte berekening bedraagt de waardeverhooging, na aftrek der kosten, gemiddeld ongeveer 300 per hectare. Naar gelijken maatstaf zou in Nederland reeds bij toepassing op 1/io der opper vlakte eene reëele, blijvende vermeerdering van het nationaal vermogen verkregen zijn van 100 millioen gulden. Daarbij is nog niet eens gerekend op de indirecte voordeelen, welke verkregen kunnen worden door de eigenlijke mélioraties en per hektare nog veel meer bedragen. Sommige streken toch zouden door bevloeiing, drainage, bebossching, ontginning, vervening, afzanding enz. veel meer dan thans kunnen opbrengen, ware het niet dat de bestaande eigendomsverhoudingen zulks verhinderen. De verslagen der Nederlandsche Heidemaatschappij getuigen van ervaring op dit gebied; hare zegenrijke werkzaamheden zouden een veel grooteren omvang kunnen aannemen, als haar pad vooraf door ruilverkaveling werd geëffend. Maar de rechtsgrond voor eene wet hier te lande op de ruil verkaveling ontbreekt zoo werd mij dezen zomer na inleiding van dit onderwerp in de juridische sectie van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen tegemoet gevoerd de rechtsgrond om eene minderheid te verplichten deel te nemen aan de onderneming. Men moet toegeven, met het oude starre dogma van de heiligheid de onschendbaarheid van het eigendomsrecht, dat slechts onteigening toelaat ten behoeve der gemeenschap en te algemeenen nutte, is eene gedwongen ruiling, welke schijnbaar alleen in het belang der betrokken eigenaars plaats vindt, niet te rijmen. Gelukkig houden slechts weinigen zich meer aan dat dogma vast. „Elke poging om een absoluten rechtsgrond te vinden voor eenigen bepaalden eigendomsvorm is mislukt en moest mislukken." (Mr. M. "W F. Treub, De Staat en het eigendomsrecht, hl. 2).

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1903 | | pagina 89