8
aan een nieuw tot dat doel samen te stellen nauwkeurig kadaster?
Dit zou al te dwaas zijn.
„Indien niettemin die onderstelling juist mocht blijken, dan zouden
wij voor die frontverandering geen andere verklaring kunnen vinden
dan een van deze twee, öf de oogen der bewaarders zijn intusschen
opengegaan voor het gevaar dat de belangen van het corps regis
tratie-ambtenaren bedreigt, óf wel zij hadden (en hebben?) zich
van de beteekenis der zaak, waarover zij een oordeel velden, geen
voldoende rekenschap gegeven.
„Daar wij de eerste verklaring voor de frontverandering altijd
gesteld zij had plaats gegrepen verwerpen, zou dus de laatste
de juiste moeten zijn. Maar dan zal iedereen moeten toestemmen dat
aan de wankele overtuiging van zulke mannen geen gewicht kan worden
gehecht, allerminst zooveel gewicht als de Minister1) er aan toekent
Hoe weinig voorts te hopen valt van de medewerking van de
afdeeling Registratie aan het Departement van Financiën, welke
belast is met het beheer over het kadaster, kan het best blijken
uit de volgende feiten:
1°. Een 25-tal jaren geleden beproefde die afdeeling om het
zoogenaamde particulier werk der landmeters „met geweld den
kop in te drukken." Dit werd slechts verhinderd door energiek
verzet in de Tweede Kamer, alwaar men blijk gaf zeer goed in te
zien, van hoe groot belang dit werk is, niet alleen voor de particu
lieren, die er voor betalen (thans ten behoeve van's Rijks schatkist),
maar ook voor eene richtige bijhouding van het kadaster en voor
de hypothecaire boekhouding.
2°. Steeds heeft de Afdeeling Registratie zich lijdelijk verzet
tegen de gewenschte hervormigen en in het vorig jaar heeft het
Hoofd dier Afdeeling, de heer J. C. Bonman, openlijk verklaard,
dat hij zich „onvoorwaardelijk schaart aan de zijde van hen, die
ontraden aan het kadaster meer bewijskracht toe te kennen dan
het reeds heeft". (Verslag der buitengewone vergadering der Nota-
riëele Vereeniging in 1900, blz. 36).
De Oud-Administrateur van Iterson verklaarde in dezelfde ver
gadering: „ik zou een kadaster met bewijskracht niet willen hebben,
De woorden de Ministerzijn in de memorie, die 28 Oct. 1901 aan den
Minister van Financiën is ingezonden, vervangen door Minister Pierson.»