Nederlandsch Landbouw-Comité
Uit de verslagen 1901 en 1902 van de Handelingen van het
Nederlandsch Landbouw-Comité verleenen wij hier plaats aan het
geen daarin werd opgenomen, omtrent de werkzaamheden der
Commissie Ontginning
(1901.) De Commissie „Ontginning" heeft hare werkzaamheden
weder opgevat, terwijl door het Dagelijksch Bestuur haar op haar
gedaan verzoek als leden nog zijn toegevoegd de heeren: I. Boer,
te Utrecht, C. W. Hoffmann, te Leiden en in het najaar Mr. C.
J. H. Schepel, te 's Gravenhage.
Zij heeft thans het onderwerp „Ruilverkaveling" ter hand genomen,
en daartoe een als bijlagen F en F1 opgenomen Circulaire x) met
vragenlijst rondgezonden.
Hare werkzaamheid is een gevolg van een schrijven van den
Directeur-Generaal van Landbouw met geleide van een rapport van
ruilverkaveling (afgeronde eigendommen) uitgebracht door het
Bestuur der Vereeniging voor Kadaster en Landmeetkunde; een
uittreksel, eensdeels van het bekende werk van Hüser: „die Zu-
sammenlegung der Grundstücke nach dem preussischen Verfahren",
doch welk rapport ook aansluit bij het door de Commissie „Ont
ginning" in 1898 aan het Nederlandsch Landbouw-Comité uitgebrachte
rapport: „Maatregelen tot het verkrijgen van beter afgeronde eigen
dommen" als zoodanig voor Nederland bewerkt.
De Commissie hield omtrent dit onderwerp in het afgeloopen jaar
twee vergaderingen.
Was in de eerste vergadering het bedoelde rapport, opgemaakt
door den heer Hoffmann aan de orde gesteld, toen reeds bleek,
dat men op de zaak zelve dieper moest ingaan, hetgeen ook weer
duidelijk werd op de volgende vergadering; vandaar dan ook het
besluit om een grondige enquête te houden, waarvan de bovenge
noemde circulaire met vragenlijst het uitvloeisel is.
Zie dit tijdschrift Jrg. XVII. 1901. bldz. 216-219.