97
raliteit van een rijk koopman opgericht met eigen docenten, hoog
leeraren en leeraren, maar toch ook weer in nauwe relatie met de Uni
versiteit van Bonn, wier hoogleeraren in Keulen college komen geven.
Daarentegen heeft men te Frankfort een instelling voor hooger handels
onderwijs, die op zich zelf staat en door de offervaardigheid van een rijke
handeldrijvende burgerij over ruime middelen kan beschikken
Ik kan veel gevoelen voor het denkbeeld van hen die zeggen, dat nog
eenige ervaring moet worden opgedaan vóór men definitief in de wet de
organisatie kan vastleggen, ook al wenschen zij evenals ik, hooger land
bouwonderwijs te bevorderen en hebben zij, als ik, een warm hart voor
het hooger handelsonderwijs. Vooral daarom doet het mij genoegen dat
tegen het denkbeeld zelf geen oppositie is gevoerd.
Gisteren is door den heer van Karnebeek in uitzicht gesteld een
wijziging om in het wetsartikel duidelijk te doen uitkomen, dat men zich
over den vorm van die organisatie nog niet uitspreken wil. De redactie
van heden is m. i. gelukkiger dan die van gisteren.
Toen sprak de geachte afgevaardigde van hooger onderwijs in handels-
en landbouwwetenschappen, hetgeen tot verkeerde gevolgen zou kunnen
leiden. Wij zullen toch niet altijd dezelfde Regeering hebben en zouden
de kans kunnen loopen dat later de voorstanders van hooger landbouw-
en handelsonderwijs naar huis werden gezonden, met de aanstelling van
een professor in de landbouw- of handelswetenschappen aan een Univer.
siteit. Dit zou totaal ongeschikt zijn voor het doel. Wat men toch
hebben moet, is de keuze van een geheel leerplan uit verschillende leer
vakken op dit gebied.
In dit bezwaar voorziet de redactie van den geachten afgevaardigde
uit Utrecht op dit oogenblik geheel.
Daar wordt namelijk uitdrukkelijk gestipuleerd, dat er van Rijkswege
wordt gegeven hooger technisch-, landbouw- en handelsonderwijs; daar
onder kan natuurlijk niet anders verstaan worden, dan een voor de
behoeften van den handel en den landbouw voldoend hooger onderwijs.
Wordt de nadere inrichting aan de wet opgedragen, dan beslissen wij op
dit oogenblik niet over den vorm; zelfs laten wij vrij, of deze zal zijn een
Hoogeschool, dan wel of dit onderwijs zal worden geïncorporeerd in een
Universiteit.
Bovendien wordt, wat misschien overbodig zou kunnen heeten, maar,
in verband met de plaats waar de bepaling staat gewenscht kan zijn, de
mogelijkheid opengelaten, dat voor dit onderwijs Hoogescholen zullen
worden ingericht.
Wat mij persoonlijk betreft gevoel ik veel voor dat amendement. Ik
zou het zeer betreuren, als, na hetgeen op dit oogenblik in de gewisselde
stukken voorkomt, hier een beslissing zou worden genomen, die als