110
geraken toch altijd in de Rijkslandbouwschool zal moeten zoeken. Zij
ontkennen met nadruk, dat van die school, wanneer men den weg van
hooger landbouwonderwijs op wil. niets is te maken, integendeel zij zijn
daarvan overtuigd, dat wijs beleid vordert, het onderwijs aan de afdeeling
Hoogere Land- en Boschbouwschool der Rijkslandbouwschool op zoodanig
peil te brengen, dat het beantwoorden kan aan de hooge eischen, welke de
ontwerper van de Wet op het Middelbaar Onderwijs aan 't onderricht aan
de door hem gedachte Rijkslandbouwschool meende te moeten stellen,
opdat de klove, die er thans bestaat tusschen het hoogere landbouwonderwijs
zooals de minister van binnenlandsche zaken zich dat heeft gedacht en
't onderricht gegeven aan de genoemde afdeeling der Rijkslandbouwschool,
worde overbrugd.
Zij kunnen om deze redenen niet rustig aanzien, dat eene inrichting,
waaraan velen hunner hunne beste levensjaren hebben gewijd, wordt afge
broken op eene zoo ongemotiveerde wijze als in de vergadering der Tweede
Kamer op 4 Maart j.l. geschied is; zij gevoelen zich daardoor diep gekrenkt
en de inrichting, waaraan zij werken, in hooge mate benadeeld en zulks
te meer, omdat geen der leden van die Kamer het noodig heeft geoordeeld
een enkel woord slechts tot verdediging van het goed recht der Rijksland
bouwschool te spreken, ja zelfs een tweetal, de heeren Bos en Zijlma,
zich zoodanig hebben uitgelaten, dat daardoor de woorden van den minister
van binnenlandsche zaken nog worden versterkt.
Zij achten zich verplicht uiting te geven aan hun groot leedwezen en
verontwaardiging over de wijze, waarop de belangen der Rijkslandbouwschool
in de genoemde vergadering op onverdiende en onverantwoordelijke wijze
zijn geschaad en zij geven daarom van deze gevoelens mededeeling aan
Uwe Excellentie, overtuigd als zij zijn, dat Uwe Excellentie, niet zal nalaten
het Hare te doen om den verkeerden indruk, dien het gesprokene aangaande
de Rijkslandbouwschool in den lande moet hebben gemaakt, weg te nemen,
die school in hare eer te herstellen en voor de behartiging harer belangen
te waken".
Namens het bestuur der Vereeniging van Oud-leerlingen der Rijksland
bouwschool te Wageningen, hebben de heeren I. G. J. Kakebeeke, voor
zitter, en H. Schuurman J. Wzn., secretaris, een schrijven gezonden aan
den minister van binnen), zaken, naar aanleiding van de woorden door dien
minister in de zitting der Tweede Kamer van 4 Maart gesproken. Daar
geen der tegenwoordig zijnde Kamerleden aanleiding heeft gevonden voor
het goed recht der Rijkslandbouwschool op te komen, acht het bestuur
der Vereeniging zich hiertoe geroepen, „wijl het door deze even onver
diende als vernietigende critiek niet slechts de Rijkslandbouwschool, maar
ook de belangen van hare Oud-leerlingen benadeeld acht".