Bepaling der richtingscoëfficiënten bij vereffening in geval van puntbepaling. Het vraagstuk der puntbepaling heeft in het algemeen tot onder werp, de coördinaten van een punt te vinden door het meten van richtingen in dat punt naar bekende punten, of omgekeerd, van die bekende punten naar het onbekende punt. De betrekking tusschen de gemeten en de gevraagde grootheden heeft den vol genden vorm: X x tg (Rn z) tg?n v"Waarin Rn de hoek tusschen nulpunt van den rand en het bekende punt Pn, z de hoek tusschen het nulpunt van den rand en de positieve tak van de Y-as, fn dus het azimuth naar Pn, Xn, Yn de coördinaten van Pn; X, Y die van het onbekende punt. Voor de berekening is het wenschelijk, deze ingewikkelde be trekking tusschen V, X en Y te herleiden. Daartoe wordt gebruik gemaakt van reeksontwikkeling volgens Taylor. Men stelt: <p f0 A V, X x0 A x, Y yD A y, ter wijl tg?o - X°s afstand PPn. Zijn nu x en y0 benaderde waarden voor de coördinaten, dan is, met verwaarloozing van termen van hooger orde dan de eerste van A x en A y A? - p" A x -S1"— p" A y of: A <p a A X b A y. Hebben wij dus gevonden benaderde waarden voor de coördi naten van P, dan vinden wij uit: A <P A x +6 A y de be trekking volgens welke x0 en y0 moeten worden gecorrigeerd, wanneer bij waarneming in plaats van <p gevonden wordt: <p <Po -(- A (Met figuur). i n I In yo

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1904 | | pagina 119