144 ondervindt door de concurrentie van Duitscldand. Het is daarom goed gezien, dat de Regeering aan tal van jongelieden de gelegenheid opent om zoodanig onderlegd te worden, dat zij met glans zullen kunnen wedijveren op de wereldmarkt, waarop nog steeds voldoende vraag is naar kundige mannen, die niet alleen werken willen, maar dit ook kunnen. De industrie en de wereldhandel beslaan als 't ware een onbegrensd veld, en een Nederlander zoude zich even goed als menig Duitscher eene goede positie in den vreemde kunnen veroveren, als hij maar in staat ware gesteld de bekwaamheden te verwerven, die thans worden verlangd. Ook de eischea van den landbouw vorderen eene diepere studie. Waar aan de eene zijde wordt geklaagd ovei de achterstelling van den landbouw, en van de andere steeds wordt beweerd, dat de landbouwers zeiven door zich meer op de hoogte te stellen van de vorderingen der wetenschap, hun toestand moeten verbeteren, ligt, naar de meening dezer leden, de oprichting eener school voor hooger landbouwonderwijs op die lijn. Wat van de vorderingen der techniek en der landbouwwetenschap kan worden gezegd, geldt niet minder van die van den handel en van de industrie. De oprichting eener school voor hooger handelsonderwijs verdient op dien grond aanbeveling. De leden, die dit gevoelen deelden, drongen er echter op aan, dat het hier bedoelde onderwijs werkelijk hooger onderwijs zoude zijn. Het behoorde volgens hen wetenschappelijk te zijn, niet dogmatisch, zoodat het niet enkel eene hoeveelheid kennis bijbrengt, maar de leerlingen in staat stelt tot de bronnen te gaan. Daartoe zal naar hun oordeel aan de geschiedenis van het vak eene ruime plaats moeten worden verzekerd. Slechts indien aan de eischen van wetenschappelijk onderwijs wordt voldaan, behoort de titel van doctor te worden verleend. Verschillende leden, ofschoon instemmende met het beginsel, dat er hooger landbouwonderwijs zal worden gegeven, spraken uitdrukkelijk den wensch uit, dat voor dat onderwijs geen afzonderlijke hoogeschool zoude worden opgericht, maar dat het aan eene universiteit zoude worden verbonden. Met genoegen had men gezien, dat, door de wijziging van het hierop betrekking hebbend wetsartikel, de gelegenheid daartoe was opengebleven. Andere leden waren minder ingenomen met het beginsel van het geven van hooger landbouwonderwijs door het Rijk. Zij betwijfelden het, of er wel groote behoefte bestaat aan een landbouw-hoogeschool. Naar hun gevoelen was de school te Wageningen niet zoo onvoldoende voor de behoefte van ons land als door den Minister van Binnenlandsche Zaken was afgeschilderd en zoude men kunnen volstaan met uitbreiding van die school. Men zoude hier te lande noch in aantal van leeraren, noch in aantal van leerlingen kunnen verkrijgen wat in het buitenland te vinden is, zoodat onze jongelieden toch derwaarts zouden gaan, ook

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1904 | | pagina 148