14G Ook onze landbouwtoestanden dragen een eigen nationaal karakter. De wetenschappelijke bestudeering van die bepaalde toestanden is in het buitenland ondenkbaar. En ook afgezien hiervan wordt het onderhavige vraagstuk niet beheerscht door het grooter of kleiner aantal leerlingen, die zich aanmelden, maar door de noodzakelijkheid, om in het eigen land de uitnemendste talenten beschikbaar te hebben om tot de juiste kennis te geraken èn van onze toestanden én van de beste middelen die tot hoogere ontwikkeling van bodem-productie leiden kunnen. Ten aanzien van de Rijkslandbouwschool te Wageningen bedoelde het gesprokene in de Tweede Kamer allerminst de uitnemende talenten te onderschatten van velen, die aan deze school onderwijs gaven, noch ook om te betwijfelen, of niet zeer goede kenners aan deze school gevormd waren. Strekking van het gesprokene was alleen, te voorkomen, dat men niet, om wat te Wageningen bestond, de invoering van hooger landbouw onderwijs onnoodig zou keuren, of ook op Wageningen zou willen toe passen, wat te Delft mogelijk bleek. Het ligt buiten het bestek van deze Memorie de parlementaire historie op te balen van wat over dit punt tusschen Regeering en Staten-Generaal verhandeld is; maar zooveel staat dan toch wel vast, dat zij, die de verwachting koesterden, als zou met de opening van deze school het laatste woord op dit gebied gesproken zijn, zich in hun verwachting zagen teleurgesteld. Slechts hieraan bedoelde de Minister uitdrukking te geven. Viel daarbij de keuze der woorden onder het improviseeren misschien iets te scherp uit, zoo wordt daar tegenover gaarne de verklaring geplaatst, dat de Regeering in waardeering van het vele goede, dat de school te Wageningen gaf, voor niemand wenscht onder te doen. Het valt echter niet te ontkennen, dat de afdeeling «.Landbouwschool" der Rijkslandbouwschool, bestemd om aan leerlingen, die later den prac- tischen landbouw zullen uitoefenen, de kennis en ontwikkeling bij te brengen, die voor eene richtige uitoefening van het landbouwbedrijf onmisbaar zijn, niet aan de verwachting heeft beantwoord. De inrichting wordt nog steeds slechts matig bezocht door aanstaande landbouwers Eu ook de afdeeling «Hoogere Land- en Eoschbouwschool", bestemd voor de opleiding van wetensshappelijk gevormde landbouwkundigen, voorziet niet, en kan niet voorzien, in de behoefte aan landbouwonderwijs van den hoogsten graad. Over het veeartsenijkundig onderwijs zal eerst dan met vrucht van gedachten te wisselen zijn, als nadere voorstellen de Kamer bereiken zullen. De hierboven herhaalde verklaring, dat de Regeering geen ander voornemen heeft, dan om de inrichting van hooger landbouwonderwijs aan eene universiteit te verbinden, zal de oplossing van het verschil van gevoelen, waarop in hel Voorloopig Verslag wordt gewezen, vergemakkelijken.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1904 | | pagina 150