159
en thans tot een gunstig eind werden gebracht, zoodat de ingenieur
Wildeboer 16 April te Appelscha een aanvang kon maken met den
bouw van een signaal, dat echter door het minder gunstige weder, in
verband met de moeilijkheid van transport der noodige materialen, eerst
7 Mei geheel gereed kon worden opgeleverd.
De eerste der beide ploegen, die belast waren met de uitvoering der
hoekmetingen, was samengesteld uit den ingenieur Modderman, als
chef, en den ingenieur Dieperink, en vertrok 1 Mei uit Delft.
Nadat op het terrein de noodige voorbereidende maatregelen waren
genomen, kon 8 Mei een aanvang worden gemaakt met de hoekmetingen
op het station Kollum.
Hier werden bepaald de richtingen naar de hoofdpunten: Schiermon
nikoog, Hornhuizen, Groningen, Ureterp, Oldeboorn, Leeuwarden en
Ameland, en naar de tusschenpuntenTolbert, Drachten en Hallum. Na
voltooiing der metingen op dit station werden eenige centreeringsmetingen
uitgevoerd op verschillende stations en werd vervolgens het station
Ameland bezet.
Op dit station werden bepaald de richtingen naar de hoofdpunten1
Schiermonnikoog, Kollum, Leeuwarden, Sexbierum en Brandaris en naar
de tusschenpunten Hallum en Oosteinde.
Centreeringsmetingen zijn door deze ploeg uitgevoerd op de stations
Hornhuizen, Tolbert, Hallum, Oosteinde, Ameland en Groningen.
De omstandigheden waren voor de hoekmetingen zeer ongunstig, ten
gevolge daarvan vorderden deze buitengewoon veel tijd. Ook was de
uitvoering der samengestelde centreeringsmetingen te Groningen zeer
tijdroovend, zoodat de eerste ploeg eerst 7 November naar Delft terugkeerde.
De tweede ploeg, evenals in 1902 samengesteld uit den ingenieur
Canters, als chef, en den landmeter Zillesen, bezette na eenige voor
bereidende werkzaamheden op het terrein, 7 Mei het station Boschberg.
Op dit station werden bepaald de richtingen naar de hoofdpunten Gro
ningen, Beilen, Ruinen, Steenwijk, Oldeboorn en Ureterp en naar de
tusschenpunten Rolde, Oldeholtpade, Oosterwolde en Tolbert.
Het tweede station door deze ploeg bezet was Steenwijk. Hier werden
bepaald de richtingen naar de hoofdpunten Boschberg, Ruinen, Lemeler-
berg, Kampen, Urk, Wijkei en Oldeboorn en naar de tusschenpunten
Meppel, Zwolle, Blokzijl, Kuinre, Lemmer en Oldeholtpade.
Als derde en laatste station werd Beilen bezet. Bepaald werden de
richtingen naar de hoofdpunten Groningen, Gieten, Sleen, Ruinen en
Boschberg en naar het tusschenpunt Rolde.
Centreeringsmetingen werden door deze ploeg uitgevoerd op de stations
Boschberg, Steenwijk, Beilen, Urk en Ureterp.
Ofschoon de ongunstige omstandigheden op de werkzaamheden van