202 4. Als A: B: G a: b: c bewijs dan dat (A2 A B): (B2 C2) (a2 a b): (b2 c2). 5. Benader A (V 2 V 3 -j- V 5) tot op A nauwkeurig. Stelkunde. (l1/2 uur). 1. De waarden van x en y te bepalen, die voldoen aan de beide vergelijkingen: 2 3a:—5y I 1 —3a; 5y g (2a: 6y) [1 (%x f 3—5 log (2a: 6y)] _L_ 2. Twee punten A en B bewegen zich met standvastige snel heden langs twee elkander onder een rechten hoek snijdende rechte lijnen; A legt per seconde V meter, B, Vi meter af. Op het oogenblik dat A het snijpunt der lijnen passeert, bevindt B zich nog op een afstand «M. van dat snijpunt en beweegt zich naar dat snijpunt toe. Hoeveel seconden na dat oogenblik zal: 1°. de afstand der beide punten 6M. zijn; 2°. de afstand dier punten zoo klein mogelijk zijn, en hoe groot is in dit laatste geval die afstand? 3. Van een opklimmende meetkundige reeks van 18 termen is de som van den len, 3en, 5en term enz. (telkens één overslaande) gelijk 120; de som van den len, 4en, 7en term enz. (telkens twee overslaande) gelijk 40. Bereken de reden der reeks en de som van alle termen. Natuurkunde. (1 uur). 1. Gevraagd de afleiding van de formule, die het verband aan geeft tusschen voorwerps- en beeldsafstand bij een hollen spiegel, waarvan de straal gegeven is. Hoe is de ligging van het beeld bij verschillende afstanden van het voorwerp tot den spiegel? Een en ander door teekeningen op te helderen. 2. Het objectief van een astronomischen kijker heeft een brand puntsafstand van 50 c.M. Voor het oculair bedraagt deze afstand

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1904 | | pagina 210