21 cirkelbogen echter zoo klein, dat deze practisch door rechte lijnen mogen worden vervangen; de graadafdeelingen in de kaart zijn dus rechtlijnige trapeziums. Theoretisch kunnen de graadafdeelingen in een plat vlak niet sluitend aan elkaar worden gelegd. Vooreerst zijn de langs elkaar vallende boven- en benedenranden van twee aangrenzende graad afdeelingen niet even lang; dit verschil is echter zoo uiterst gering, dat het absoluut onmerkbaar iseen aantal bladen begrepen tusschen de twee zelfde meridianen kon dus tot een strook worden vereenigd; de begrenzende meridianen vormen dan een gebroken lijn de hoeken van dien veelhoek zijn kleiner dan 180°. Hieruit volgt dat twee stroken niet sluitend naast elkaar kunnen worden gelegd: zelfs bij het aan elkaar leggen van vier bladen, die een hoekpunt gemeen hebben, ontstaat een kleine gaping; sluitend aan elkaar leggen is alleen mogelijk op een veelvlakkig lichaam met facetten van den zelfden vorm als de graadafdeelingen in de kaartvandaar de naam polyederprojectie. Het bezwaar, dat die kleine gapingen practisch zouden kunnen opleveren, wordt echter verre overtroffen door een ander, namelijk de vormverandering van het papier tengevolge van meerdere of mindere vochtigheid: de bladen eener kaart kunnen daardoor in werkelijkheid toch nimmer volkomen aan elkaar sluiten. Bij de kaarten op de schaal 1:20 000 bestaat elke graadafdeeling reeds uit 16, bij die op 140 000 uit 4 bladenop de schaal 180 000 wordt de graadafdeeling op één blad voorgesteld. Elke graadafdeeling heeft haar eigen centraal punt en dus ook haar eigen rechthoekig coördinatenstelsel, waarvan de Y-as samen valt met den meridiaan van het centrale punt; dit laatste punt is de oorsprong der coördinaten, de X-as is rakend aan de parallel, en valt practisch met deze samen. Voor de berekeningen betrekking hebbende op de vastlegging van een punt der derde orde moeten vooreerst de coördinaten van de punten van hoogere orde, waaraan het is verbonden, zijn gegeven met betrekking tot het coördinatenstelsel der graadafdeeling, waarin het punt is gelegen. Deze zijn door een eenvoudige berekening, waarbij logarithmen met slechts vier decimalen worden gebezigd, af te leiden uit de Mercator-coördinatentrekt men van deze toch af de coördinaten van het centrale punt in diezelfde projectie, dan behoeven aan de verkregen verschillen slechts kleine reducties te worden aangebracht. Natuurlijk doet zich meermalen het geval

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1904 | | pagina 21