Tweede Kamer, Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1905. Vilde HOOFDSTUK B. (Financiën.) Voorloopig Verslag. Opmerkingen en beschouwingen. 5. Kadaster. Verscheidene leden hadden tot hunne teleurstelling uit de Memorie van Antwoord betreflende hoofdstuk VIIJS der loopende Staatsbegrooting gezien, dat de Minister met zijn ambtgenoot van Justitie omtrent de vraag, of en in hoever bewijskracht aan het kadaster zou moeten worden toegekend, in overleg was getreden met het resultaat, dat de Minister van 'justitie zich niet bereid heeft verklaard het initiatief te nemen voor maatregelen betreffende de bewijskracht van het kadaster. Vde Afdeeling. Hoewel men vrij algemeen erkende, dat de nieuwe organieke regeling, vastgesteld bij Koninklijk besluit van 30 Maart j.l. N°. 19, de positie van de ambtenaren der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen in belangrijke mate heeft verbeterd, had men toch tegen sommige punten van deze regeling bepaald bezwaar. In de eeiste plaats maakte de bepaling van art. 127, volgens welke aan de ambtenaren ontslag wordt verleend met het einde van het kalender jaar, waarin zij den vollen ouderdom van 65 jaren hebben bereikt, een punt van gedachtenwisseling uit. Verscheidene leden konden zich met dit stellen van eene leeftijdsgrens bezwaarlijk vereenigen. Terwijl ten aanzien van het verleenen van otitslag de eenige vraag moet zijn, of het ontslag door de belangen van den dienst wordt gevorderd, wordt hier een stelsel ingevoerd, waarbij ontslag zal worden verleend met het doel «om plaats te maken». Dit stelsel is ook zeer duur, omdat daardoor de schatkist wordt belast met de pensioenen van tal van personen, die anders wellicht nog lange jaren hunne diensten

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1904 | | pagina 223