215
dienst zijn getreden met het vooruitzicht in dienst te kunnen blijven
zoolang zij daarvoor geschikt zouden zijn en hun ambt onberispelijk waar
nemen en dat velen hunner daarop hebben gerekend, en ook mochten
rekenen, bij het nemen van ingrijpende maatregelen voor zich zeiven en
voor hun gezin. En eveneens met recht wordt in het andere adres er
op gewezen, dat door de invoering van de nieuwe regeling aan vele
ambtenaren de kans wordt ontnomen, het volle pensioen te verkrijgen.
Ruime overgangsbepalingen met de strekking, voor de «fungeerende amb
tenaren den toestand nimmer te verslechteren» hadden in de nieuwe
organieke regeling niet mogen ontbreken en hadden, naar men meende,
ook mogen worden verwacht na de verklaringen bij de behandeling van
hoofdstuk VII.B der Staatsbegrooting ten vorigen jare door den Minister
afgelegd. De bepaling van art. 166 is ten deze ten eenenmale onvol
doende; zij is naar haar inhoud meer als eene nadere preciseering van
art. 1276 dan als eene overgangsbepaling te beschouwen. Daarom meende
men vrij algemeen dit punt in 's Ministers nadere overweging ernstig te
moeten aanbevelen.
VIde Afdeeling.
Naar sommige leden hadden vernomen, zijn op sommige plaatsen de
landmeters van het kadaster bijna niet meer beschikbaar voor het doen
van opmetingen voor particulieren. Dat hel voortduren van dezen toestand
hinderlijk en nadeelig is, vooral voor bouwers, behoefde naar men meende
geen betoog, waar in vele gevallen grond niet kan worden overgedragen
en dus hypotheek niet kan worden verleend, voordat opmeting en splitsing
van terreinen heeft plaats gevonden. Te Leiden schijnen de opmetingen
voor particulieren, die reeds jarenlang telkenmale eerst verscheidene
maanden na de aanvraag plaats hadden, thans op last van den ingenieur-
verificateur van het kadaster zelfs voor onbepaalden tijd te zijn gestaakt
ten gevolge van achterstand van kantoorwerk. Men vroeg, of dit den
Minister bekend is en of hij maatregelen denkt te treffen ter verbetering
van dezen toestand.
Art. 43. Gevraagd werd, hoevele ambtenaren vanwege het Departe
ment van Financiën bij den in dit artikel bedoelden tak van dienst zijn
werkzaam gesteld en welke hunne bezoldigingen zijn; men merkte daarbij
op, dat ook op hoofdstuk V der Staatsbegrooting gelden voor dit onder
werp zijn uitgetrokken.
1) Bij de Rijkscommissie voor graadmeting.
Red.