219 De ondergeteekende was reeds bedacht op het treffen van maatregelen ter verbetering. In de in het Verslag gemaakte opmerking vindt hij aanleiding thans reeds een voorstel te doen ter uitbreiding van het getal teekenaars, zoo mogelijk met 15, om daardoor de landmeters zooveel doenlijk te kunnen ontlasten van kantoorwerkzaamheden. Tot bestrijding der hieruit voortvloeiende meerdere kosten is, bij Nota van Wijziging, voor het volgend dienstjaar, onder art. 39 een hooger bedrag aangevraagd van ƒ9000, onder art. 41 van ƒ400 en onder art. 42 van ƒ600. Ambtenaren bij de Rijkscommissie voor de graadmeting. Art. 43. In de Rijkscommissie voor de graadmeting en waterpassing, zijn van wege het Departement van Financiën twee landmeters werkzaam gesteld. Zij genieten, overeenkomstig de bestaande organisatie, thans samen een traktement van ƒ3800. Voor de verdere toelichting meent de ondergeteekende te mogen ver wijzen naar de Memorie van Antwoord op het Vde hoofdstuk der Staafs- begrooting, ad art. 212. Beraadslaging over de Vde Afdeeling. (Kosten van administratie der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen, en van den waarborg en de belasting der gouden en zilveren werken.) De heer van Raalte: Mijnheer de Voorzitter! Thans kom ik tot mijn tweede onderwerp tot hetgeen door dezen Minister is gedaan ten aanzien van de organisatie van den dienst van het korps ambtenaren bij de directe belastingen, invoerrechten en accijnzen. In het algemeen is dit een welgelukte arbeid, die over het geheel ook bevrediging heeft gewekt. Enkele onbillijkheden en oneffenheden heeft de ervaring reeds aan het licht gebracht en ook andere zullen misschien gaandeweg aan den dag treden. Als de ervaring voldoende uitspraak heeft gedaan, zal het tijd zijn, het besluit ten aanzien van sommige zijner onderdeelen te wijzigen. Een punt echter is er in het organisatiebesluit, dat niet enkel in de betrokken kringen, maar ook in deze Kamer in de afdeelingen algemeen bestrijding heeft gevonden en volkomen te recht en waaromtrent dan ook dadelijke wijziging van het besluit noodig is. Ik bedoel de bepaling waarbij imperatief wordt voorgescheven, dat onvoorwaardelijk, automatisch de ambtenaren op 65-jarigen leeftijd ontslagen worden. De vaststelling van een leeftijdsgrens op zich zelf laat zich verdedigen. De Minister heeft daarvoor zijn gronden en ik heb er op zich zelf geen bezwaar tegen; in Handelingen, Vel 252 t/m 255.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1904 | | pagina 229