220 zoover ga ik met den Minister mede. Doch 65 jaar is te vroeg, de grens moet op den 70-jarigen leeftijd gesteld worden. Wij hebben hiervan een voorbeeld in onze wetgeving, namelijk in de wet op het hooger onderwijs; wij kennen de bepaling, volgens welke de hoogleeraren op hun 70ste jaar hun emeritaat verwerven. Hier geldt het professoraat, een betrekking die heel wat meer inspanning, frischheid en opgewektheid vereischt, dan die van een ontvanger of inspecteur der belastingen. Het komt mij voor, dat dit een krachtig argument is voor het stellen van den leeftijd op 70 jaar en dat deze wetsbepaling, de eenige die mij bekend is, den Minister en in het algemeen het bestuur tot lei draad en richtsnoer behoort te strekken. Maar niet minder duidelijk spreken in deze richting de feiten. Als regel is feitelijk de 65-jarige grens te eng getrokken. De Minister kent van nabij en wij kennen allen een klein gezelschap waarin een paar mannen op den voorgrond treden, die geen van heiden meer kunnen zeggenverleden jaar was ik 64 jaar oud, en die wij hoe wij ze ook uit een politiek oogpunt mogen beooraeelen allen waardeeren om hun werkkracht, hun toewijding aan hun ambt en om de opgewektheid waar mede zij deelnemen aan het parlementair debat. Als wij rondzien in het leven, dan vinden wij telkens zulke voorbeelden in iedere carrière. Er is aan de te vroege leeftijdsgrens bovendien ook een zeer belangrijk financieel nadeel voor den Staat verbonden. Een ieder begrijpt, dat ik het oog heb op de pensioenen. Ik heb een becijfering onder de oogen gehad van deskundigen, waaruit blijkt, dat alleen voor de ambtenaren der directe belastingen, invoerrechten en accijnsen, deze regeling tot een verhooging van uitgaven voor de pen sioenen zal aanleiding geven, van ongeveer f 100 000'sjaars. En wanneer men er straks de ambtenaren van de registratie en domeinen bijvoegt in het voorbijgaan zij gezegd, dat het een bezwaar tegen het organisatie- besluit is, dat voor deze ambtenaren dezelfde bepaling niet geldt dan klimt deze meerdere uitgave tot het dubbele van het genoemd bedrag. Wanneer dan nog hetgeen deze Minister voorstelt voor zijn eigen Departement, bij de andere Departementen ook wordt toegepast, dan zal dit, naar mij voorkomt, verkeerde voorbeeld op den duur tot een zeer belangrijke verhooging van het budget leiden en den Staat duur te staan komen. Daarenboven gedwongen aftreding op 65-jaar is niet noodig. Op dien leeftijd kan men pensioen verlangen. Nu weten wij allen, dat er onder de ambtenaren in alle diensttakken zijn, die reeds lang naar den eind paal uitzien en zich voorgenomen hebben: als de tijd voor mijn pensioen daar is, vraag ik het. Er zijn er velen, die naar dit otium cum digni-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1904 | | pagina 230