m tegen het Koninklijk besluit van 30 Maart 11. kenbaar gemaakt hebben, speciaal wat betreft de leeftijdsgrens. Waar ik mij geheel kan refereeren aan het gesprokene door den heer van Raalte, kan ik kort zijn. Wij komen nu in den toestand dat de tegenwoordige ambtenaren van de belastingen gewerkt hebben, zonder dat het vooruitzicht bestond, dat zij op 65-jarigen leeftijd zouden gepensionneerd worden. Op het oogenblik weten zij echter, dat als de minirnum-grens voor pensioen van 65 jaren bereikt is, de doodsklok over hun ambtelijk leven luidt. Ik acht dit tegen over de tegenwoordige ambtenaren vrij onbillijk; er zijn er die na dien leeftijd nog zeer goed hun vak kunnen uitoefenen, en dan eindelijk pas gekomen zijn aan de vette jaren van hun bestaan. Om dit met één pennestreek te vernietigen komt mij voor vrij onbillijk te zijn. De Minister behoudt toch altijd de bevoegdheid om de ambtenaren op 65-jarigen leeftijd te ontslaan, wanneer zij, naar 's Ministers oordeel, de volle geschiktheid voor hun vak niet meer hebben. De Minister haalt zelf in de Memorie van Antwoord aan de regeling, die getroffen is voor de ambtenaren bij den post- en telegraafdienst, ook door den vorigen spreker genoemd; maar ik meen mij te herinneren, dat de Minister zelf aan zijn Departèment maatregelen genomen heeft, waarbij hij ambtenaren, die in zijn oogen niet meer de geschiktheid hadden om hun ambt te bekleeden, hun ontslag heeft doen nemen. De Minister kent dus den weg en heeft moed genoeg getoond om, waar hij dit noodig acht, dien weg te bewandelen. Het is dus niet te vreezen, wanneer belasting-ambtenaren boven den 65-jarigen leeftijd komen, en zij niet meer voor hun taak berekend zijn, deze ambtenaren onder het bestuur van dezen Minister nog voor de uitoefening hunner taak zullen worden behouden. Nu wensch ik den Minister uitdrukkelijk te waarschuwen voor de be langen van 's Rijks schatkist. Er is door den heer van Raalte gezegd, dat wanneer het Koninklijk besluit voor de belastingambtenaren werd doorgevoerd, dit ongeveer een ton zou kosten. Ik geloof bovendien dat deze regeling, wanneer die wordt doorgevoerd, niet uitsluitend voor de ambtenaren bij de belastingen zal kunnen gelden. Dit is niet mogelijk, zij zou voorzeker ook op de ambtenaren van de registratie, domeinen en andere takken van dienst moeten worden toegepast Wanneer dit ge schiedt, dan moet ik er den Minister voor waarschuwen, dat een zoo groot bedrag daarvoor op de begrooting zou moeten worden gebracht dat, wanneer hij nog eenige ministerieele levensjaren zal hebben, hij daarop herhaalde aanmerkingen van de Kamer zal hooren. Er is mij door een ambtenaar een berekening overgelegd, waaruit blijkt, dat dit ten lande ongeveer 4 ton zou kosten. 'Ik kan die berekening

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1904 | | pagina 238