23
met dezelfde nauwkeurigheid als horizontale. De hoogte der punten
van de eerste en tweede orde wordt afgeleid uit wederkeerige, doch
niet gelijktijdige, waarnemingen en dit is ook het geval voor de
punten der derde orde, waar hoekmetingen zijn uitgevoerd. De
hoogte van de overige punten der derde orde wordt afgeleid uit
enkelvoudige waarnemingenhierbij wordt voor den refractiecoëffi-
cient genomen 0,14. Van elk punt wordt minstens langs twee
wegen de hoogte bepaald, zoodat er steeds controle is; de ver
schillen, die zich daarbij voordoen, gaan in de meeste gevallen een
meter niet te boven; cle verschillende uitkomsten worden eenvoudig
gemiddeld.
De hoogten hebben betrekking op het Lampongsch Peil, dat is
de gemiddelde stand van het zeeoppervlak in de Lampongbaai,
afgeleid uit peilschaalwaarnemingen, welke gedurende één jaar, van
23 April 1897 tot 22 April 1898, te Telok Betong zijn uitgevoerd.
Die waarnemingen zijn volgens het beginsel der harmonische analyse
bewerkt door Dr. J. P. van der Stok, die de uitkomsten publiceerde
in de verslagen der Kon. Akademie van Wetenschappen te Amsterdam,
Afd. Natuurk. deel VIII, 1899/1900.
Het peil is vastgelegd door middel van een stalen kruishout
aangebracht in den zuidoostelijken muur van het gebouw der in-
en uitvoerrechten te Telok Betongwaarvan het kruispunt op het
voorvlak een hoogte heeft van 1.688 M. -(- L. P. Door waterpassing
is het overgebracht naar den triangulatiepilaar T 1559 aldaar; hier
zijn de pilaren op het punt der eerste orde Goenoeng Betoeng en
op het punt der tweede orde Loeboek Itik zichtbaar, waarvan de
hoogten door wederkeerige waarnemingen zijn bepaald.
Om een tweede aansluitingspunt voor de hoogtemetingen te ver
krijgen worden sedert 1 October 1902 te Benkoelen getij waarnemingen
uitgevoerd, die gedurende een jaar zullen worden voortgezet, ter
bepaling van den gemiddelden stand van het zeeoppervlak aldaar.
Het nulpunt der peilschaal is door waterpassing overgebracht naar
eenige kruishouten, in steenen gebouwen ter plaatse aangebracht.
De berekening der hoogte van een punt heeft plaats na afloop
der coördinatenberekeningdaarbij worden logarithmen met vijf
decimalen gebezigd. De hoogten worden genomen tot in decimeters,
zij hebben betrekking, op de bovenvlakken der pilaren.
Niet onbelangrijke verschillen zijn bevonden tusschen de berekende
hoogten van een aantal punten en de opgaven, voorkomende in de