25
Voor de waarnemingen wordt gebezigd een 8 duims universaal-
instrument op houten statief.
Voor de tijds- en breedtebepalingen worden dezelfde methoden
toegepast als bij de astronomische waarnemingen op het station
G. Dempoe. De breedte wordt in den regel afgeleid door waar
nemingen op 4 sterren, 2 noord en 2 zuid van het zenit.
De lengteverschillen worden bepaald door het overbrengen van
een zestal tijdmeters, waarvan het vervoer in een vaartuig langs
de rivieren over het algemeen niet met groote bezwaren gepaard
gaat.
Ieder lengteverschil wordt steeds afgeleid uit een heen- en een
terugreis. De gangen der tijdmeters in den toestand van rust
worden bepaald door middel van tijdsbepalingen, die minstens zes
dagen uit elkaar liggen, eerst op het station waar de heenreis
aanvangt, vervolgens op het station waar deze eindigt en de terug
reis begint en eindelijk nogmaals op het eerste station; op de
tusschenpunten wordt telkens zoo kort mogelijk verbleven. Voor
den rust gang in den tusschentijd wordt genomen het gemiddelde
der waarden daarvoor en daarna, tenzij de tijdmeter duidelijk ver
snelling of vertraging mocht vertoonen. Daar de tijdmeters dagelijks
worden vergeleken, kunnen sprongen of belangrijke onregelmatig
heden niet onopgemerkt blijven.
Het verschil tusschen de uitkomsten eener heen- en eener terug
reis wordt toegeschreven aan den invloed van het transport: in
verband met den duur van het transport kan daaruit dus de ge
middelde hieruit voortvloeiende verandering van den gang, worden
opgemaaktdoor dien invloed in rekening te brengen verkrijgt men
het lengteverschil. Elke tijdmeter geeft hiervoor in het algemeen
een verschillende waarde; uit deze wordt met inachtneming van
benaderde waarden voor de gewichten der tijdmeters, het eindresultaat
afgeleid.
Om de geographische lengte dier punten te kunnen verkrijgen
met betrekking tot den aangenomen aanvangsmeridiaan, op 3°15
W. van Batavia, zullen eenige punten van het driehoeksnet als
astronomische stations worden gekozen, en door veelhoeksmeting
eenige dier stations met nabijgelegen punten van het driehoeksnet
worden verbonden. Verder is hiervoor noodig, dat alle reizen
uitgaan van of aansluiten op een punt, dat reeds aan het drie
hoeksnet is verbonden of daarmede in verband zal worden gebracht.