71 bij dit wetsontwerp vooruitloopen op de regeling, zooals die bij nadere wetgeving zal blijken tot stand te moeten komen? Waarom zouden wij nu, zonder de uitwerking van het denkbeeld en de details van de te maken regeling te kennen, en zonder die dus ook te kunnen toetsen aan de gegevens van reeds bestaande instellingen, gaan beslissen, dat er moeten zijn afzonderlijke Hoogescholen voor landbouw en handel? De Minister geeft toe, dat omtrent de plaats van vestiging bij dit wetsontwerp niet beslist kan worden, maar bij wil de Kamer reeds nu doen vaststellen, dat er in ieder geval zullen komen afzonderlijke Hooge scholen. Nu acht ik dit niet de goede methode van wetgeving. Ik her inner er aan, dat wij onlangs bij de beraadslaging over het technicum voor een zelfde vraag zijn gesteld. Ook toen werd aan de Kamer gevraagd een beslissing te nemen omtrent iets, waaromtrent de Kamer niet in vol doende mate voor zich had de elementen noodig om en connaissance de cause een beslissing te kunnen nemen De Minister heeft zich toen, meen ik, ten deele althans laten overtuigen, en het zou mij veel genoegen doen, zoo dit ook thans het geval kon zijn. De vorige spreker heeft reeds aan getoond, dat ook buiten deze Kamer, omtrent deze zaak van den landbouw, veel verschil van meening bestaat, en de Minister zelf heeft ons in zijn antwoord op het Verslag geenerlei beredeneering van zijn opvatting gegeven. Hij zegt alleen, dat hij een tegenstander is van het opnemen van het hooger onderwijs voor landbouw en handel als onderdeel van een reeds bestaande Universiteit, maar hij verklaart niet waarom. Hij beroept zich alleen op voorbeelden van inrichtingen in het buitenland, hoewel ernaar ik meen in het buitenland ook wel voorbeelden van het tegendeel le vinden zijn, o.a. te Halle, waar bij de Universiteit een afdeeling voor den landbouw bestaat. Het is best mogelijk, dat, als de Minister met het hem eigen talent de uitvoering van zijn denkbeelden ons in een wetsontwerp voorlegt, de Kamer, en ik in de eerste plaats, zal zeggen: de Minister heeft gelijk, daar moet het heen; maar het gaat niet aan zonder zoodanige nadere volledige voorlichting een beslissing in deze quaestie van de Kamer te vragen. Ik wensch daarom zoo de Minister zich daartegen niet te zeer verzet in overweging te geven de bepaling in dit wetsontwerp ongeveer te lezen in den zin als volgt: dat van Rijkswege hooger onderwijs wordt gegeven in de technische, in de landbouw- en in de handelswetenschappen, en dat de inrichting van het landbouw- en het handels- hooger onderwijs nader bij de wet geregeld wordt. Daarmede zou hoegenaamd niet vooruitgeloopen worden op de wijze waarop het hooger onderwijs voor landbouw en handel zal worden inge richt; de verschillende meeningen dienaangaande worden in haar waarde gelaten en toch wordt in het wetsontwerp geradiceerd, dat er hooger on-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1904 | | pagina 75