72 derwijs in de landbouw- en handelswetenschappen zal worden gegeven van Rijkswege. De heer Bos: Mijnheer de Voorzitter! Dit onderdeel van het ontwerp staat geheel op zich zelf en daarom doet het mij eigenlijk leed, dat de Minister twee zoo geheel ongelijksoortige zaken aan elkaar heeft gekoppeld- Wij hebben dit bij hetgeen de Minister op onderwijsgebied tot dusver voorstelt, telkens gezien Hier krijgen wij de vrijmaking van het hooger onderwijs en een zekere verbetering van het technisch onderwijs, in het later bij de Kamer omtrent het middelbaar onderwijs ingediend ontwerp zien wij precies hetzelfde: een deel is gewijd aan de vrijmaking van het middelbaar onderwijs, een ander deel aan de verbetering van het technisch middelbaar onderwijs. In menig opzicht had het m.i, aanbeveling verdiend, wanneer een andere verbinding en scheiding had plaats gehad en wij de geheele vrijmaking als één geheel hadden kunnen beschouwen en daar naast de verbetering van het technisch onderwijs ook als één geheel. Waar wij komen tot een zoo gewichtige zaak, die de Minister een zoo warm hart toedraagt, als de verbetering van het technisch onderwijs, zal het oordeel over de verschillende onderdeelen daarvan onwillekeurig worden geïnflu enceerd door de beoordeeling van andere onderdeeelen- Om een voorbeeld te noemende vraag van de richting van het technisch-, handels- en landbouw- hooger onderwijs hangt nauw samen met die van technisch, handels- en landbouw- en middelbaar onderwijs, de regeling van het laatste heeft zeker grooten invloed op het bezoek en de inrichting van het eerste. Ik betreur het dat wij deze zaken hier niet in onderling verband behandelen, maar op het oogenblik is aan dien stand van zaken niet te veranderen Wan neer ik meer in hoofdtrekken een oordeel geef over hetgeen de Minister ons voorstelt, wil ik reeds dadelijk vooropstellen dat ik met groote ingenomen heid heb gezien een andere omschrijving, die de Minister geeft van het hooger en middelbaar onderwijs dan tot dusverre de heerschende was. Thorbecke rekende een inrichting als de Indische instelling onder het middelbaar onderwijs, omdat zij voorbereidde voor een bepaald beroep of een bepaalde betrekking. Deze Minister heeft zich mijns inziens op een ruimer en hooger standpunt geplaatst en heeft meer gezien naar den aard van het onderwijs dan naar het beroep dat de jongelieden zullen uitoefenen, hetgeen mij alleszins juist voorkomt. Nu geloof ik want tot nog toe is geen stem daartegen opgegaan, noch in de afdeelingen, noch in de Kamer dat één onderdeel van het geen de Minister nu voorstelt algemeen sympathie vindt, namelijk de ver andering van de Polytechnische School in een Technische Hoogeschool. De geachte afgevaardigde de heer van Karnebeek heeft zooeven opge merkt dat hij op de lijst van vakken, die aan de Technische Hoogeschool

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1904 | | pagina 76