79 Ik wensch nu de aandacht van de Kamer te vestigen op hetgeen de Minister gezegd heeft op bladz. 56 van het Verslag: „Van opneming van het hierbedoelde hooger onderwijs in de universiteit of in de technische hoogeschool, is hij op grond van de hierboven opge geven reden, tegenstander, en een voorstel in die richting zou in geen geval van hem te wachten zijn. De vestiging van een zelfstandige inrichting van hooger onderwijs voor den landbouw en den handel is naar zijne overtui ging dringend noodig, en hij wenscht dit punt nu reeds in de wet vast te te leggen." Het komt mij derhalve voor, dat wanneer wij over dit artikel stemmen en wij handelen zooals de Minister bedoelt, wij nu reeds vaststellen, dat het zal zijn een afzonderlijke Hoogeschool. Ik voor mij zou daartegen nogal groot bezwaar hebben; ik zie er de noodzakelijkheid niet van in; daarentegen zou ik er geen bezwaar in zien aan een bestaande Universiteit een Hoogeschool toe te voegen in den vorm van een soort van faculteit, zoodat de colleges ook bezocht zouden kunnen worden door personen, die geen gewone universitaire opleiding hebben ontvangen. Zoo kunnen in België notarissen aan een Academie worden opgeleid; ik geloof niet dat deze allen meesters in de rechten moeten zijn. In ieder geval zou ik het zeer gewenscht achten, dat langzamerhand aan onze Universiteiten allerlei vakken werden onderwezen door hoogleeraren, wier colleges konden worden gevolgd door allen die een meer algemeene ontwikkeling hebben ontvangen. Er zijn nog verschillende andere vakken die m.i. op den duur dienen te worden behandeld, doch die ik nu niet noemen zalIk zou wenschen dat men trachtte die aan de Universiteit te verbinden, en dat dan, gelijk dit in het buitenland het geval is, de gelegenheid werd geopend, dat menschen, die niet gehad hebben een eigenlijke universitaire voorbereiding toch speciale colleges van de professoren aan de Universiteit konden volgen. Ik meen dat het ook op deze wijze zou kunnen geschieden met het hooger landbouw onderwijs, zoodat ook menschen die niet eigenlijk gezegd landbouwer willen worden toch de gelegenheid hebben dieper inzicht te krijgen in die deelen der wetenschap die bij den landbouw een groote rol spelen. Daarop is ook gewezen in een van de adressen ontvangen uit Groningen, naar ik meen, n l. op de wenschelijkheid dat de studenten in de rechten, die misschien nu meer dan noodig is hun tijd verboemelen, in de gelegenheid worden gesteld om, wanneer zij niet wenschen te gaan in een Staatsbetrekking, de colleges te loopen die dan aan de Universiteit worden gegeven. Maar ge lijk ik opmerkte, de Minister heeft uitdrukkelijk gezegd, dat hij dit niet wil. Natuurlijk eerbiedig ik die meening ten volle, maar ik vraag wat doen wij nu, wanneer wij omtrent dit punt een beslissing nemen. Naar mijn be scheiden meening niets. Men kan een volgenden wetgever niet dwingen zich te houden aan hetgeen hier bepaald is. Wanneer wij krijgen een

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1904 | | pagina 83