84 Te dien einde heeft de Pruisische Regeering aan de Universiteit te Göl- tingen onder leiding van den hoogleeraar Lexis een complex van studie gangen ingericht, die maakt, dat degenen die dit complex volgen onder einheittiche leiding, metterdaad de mannen worden, die de Regeering èn over het verzekeringswezen zullen hebben te adviseeren èn daarin als administratieve personen zullen hebben op te treden. Nu kom ik tot de tweede vraag: moeten deze vakken van het hooger onderwijs gedoceerd worden aan de Universiteiten of is het raadzaam om ze te laten doceeren aan afzonderlijke Hoogescholen. De opmerking van den geachten afgevaardigde, den heer van Dedem, dat het onderwijs aan een Hoogeschool een lager karakter zou dragen dan dat aan een Universiteit, moet ik principieel bestrijden. Met een gradueel verschil hebben wij hier in geen enkel opzicht te maken. De bedoeling van hooger onderwijs is altoos om in te leiden tot in de diepste motieven, die het verschijnsel, dat men onderwijst en onderzoekt, beheerschen. Op de Hoogeschool en dus ook te Delft gaat dit onderzoek even diep als op de Universiteit, er mag geen diepte ongepeild en ongehoord gelaten worden. De hoogescholen staan dan ook, de geachte afgevaardigde zal dit toegeven, onder art. 1 der wet. Of het betreft een Universiteit of een Hoogeschool, bedoeld art. 1 blijft regeeren en beheerschen den aard en het karakter van het te geven onderwijs. Er is dus in graad tusschen het onderwijs aan een Universiteit en dat aan een Hoogeschool, niet het allerminste verschil. Vraagt men nu of de oprichting van afzonderlijke Hoogescholen noodig is en alle hooger onderwijs niet kan worden gegeven aan de Universiteit, dan zal ik zeggen, waarom dit niet gaat. Een Universiteit is in naam en wezen een vlottend en voor evolutie vatbaar begrip. De Universiteiten waren niet altijd wat zij nu zijn en zij zullen ook wel niet altoos het karakter blijven dragen, dat zij thans bezitten. Op zich zelf laat het zich zeer goed denken dat men zegt: alle hooger onderwijs, van welken aard en soort ook, moet aan de Universiteit worden ondergebracht, maar dan vergete men niet de consequentién, waartoe men komt. Wanneer men het technische hooger onderwijs, het landbouw- hooger onderwijs en het handels- hooger onderwijs en gelijk ook gevraagd is het veeartsenij kundig hooger onderwijs al te gader wil brengen onder de Universiteit, dan is er geen reden, waarom men weerstand zou bieden aan den wensch, die ook is opgekomen, om het militair hooger onderwijs en het marine hooger onderwijs daaronder te brengen. En dan rijst toch de vraag: bij welke faculteit moet dat alles worden ondergebracht1? Het gaat moeilijk in de theologische, de medische of de juridische faculteit. De literarische biedt er ook weinig ruimte voor aan, dus men moet dat alles brengen onder de wis- en natuurkundige faculteit. Maar dan vraag ik welk een monster-faculteit

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1904 | | pagina 88