88 wij hier ook metterdaad te doen hebben, in even sterke mate als bij het universitair onderwijs, met een wetenschappelijk vraagstuk. Welnu, dat wetenschappelijk karakter kan de toepassing niet krijgen aan een Univer siteit, om de eenvoudige reden, dat het vraagstuk van de toepassing ver schilt voor elk stuk van het oeconomisch leven, verschilt bijna voor elk onderwerp, voor elk voorwerp waar de oeconomische behandeling in aan merking komt. Daarom schijnt het gewenscht, ja noodzakelijk, om in een afzonderlijke school van hooger onderwijs te geven datgene, wat de Uni versiteit als zoodanig krachtens haar aard, wanneer zij blijft zooals zij is, niet geven kan, namelijk in de eerste plaats de algemeene vakken in hun grondgedachte, in de tweede plaats een nadere specialiseering voor zoover bepaalde deelen van die grondgedachte bij het oeconomisch object meer dan andere in aanmerking komen. Vooral kan zij niet de toepassing zelf een wetenschappelijk onderzoek verschaffen en daardoor die toepassing werkelijk profijtelijk doen worden. Ik wensch op dit punt van mijn rede iets te zeggen over de veeartsenij kunde, en wel in dit verband, dat in het ontwerp alleen wordt voorgesteld een drietal Hoogescholen, en dat er niet gesproken wordt van een Vee- artsenijkundige Hoogeschool Die indeeling in drieën is niet willekeurig genomen, maar is daarom gekozen, omdat het groote oeconomische terrein in die drie groote deelen van de landbouw, industrie en handel zich teekent. Nu komt intusschen de veeartsenijkunde en ook de geachte afge vaardigde, de heer Zijl ma wees daarop om ook voor haar onderwijs een zelfstandige positie te vragen. De vraag is: kan men dat metterdaad verdedigen? Kan men zeggen, dat er een indeeling van het terrein is te maken, waarbij de veeartsenijkunde gecoördineerd zou komen te staan met de overige deelen? Aan een goede Landbouwhoogeschool zal men niet alleen het hooger onderwijs voor de bewerking van den bodem, maar ook de hoogere wetenschappelijke kennis van het vee moeten geven. Het zal dus niet mogelijk zijn zulk een landbouwinrichting te krijgen, of men zal daarbij ook de wetenschappelijke kennis van het vee in zijn normalen gezonden toestand moeten geven. Aan een veeartsenij kundige school daarentegen zal men de pathologische kennis van het vee moeten verstrekken en tevens de kennis van de medicatie. En het is toch absoluut ondenkbaar, dat men de kennis der pathologie behoorlijk zou geven, indien men niet begon met de kennis van het vee in zijn normalen toestand. Daaruit volgt dadelijk, dat men bij splitsing eenzelfde onderwijs moet gaan geven aan twee inrichtingen. Bovendien kan men zeggen, dat de hoogere kennis op landbouwgebied niet voltooid is, wanneer men alleen rekent met het gezonde vee. Behoort niet bij den landbouw zelf ook de

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1904 | | pagina 92