90
bouw-academiën, die op initiatief Albrecht Thaer in het leven zijn
geroepen en tamelijk talrijk zijn geweest, droegen volstrekt niet het karakter
van hooger wetenschappelijk onderwijs en hebben niets gemeen met wat
hier als Landbouwhoogeschool wordt voorgesteld.
Die Academies zochten hierin hun kracht, dat bij de school zeer uit
gebreide terreinen, zelfs tot 4000 hectaren, in gebruik werden genomen:
maar het is zeer goed te begrijpen en natuurlijk, dat die Academies, dat
geen hooge maar middelbare scholen waren, het reeds hadden afgelegd
en reeds bezweken waren vóór het optreden van von Liebig. Het is
volkomen juist, dat von Liebig den spijker op den kop heeft geslagen,
toen hij den strijd aangebonden heeft tegen elke poging om het landbouw
onderwijs als een afzonderlijke wetenschap te houden buiten de algemeene
grondvakken van wetenschap, die in hun diepsten grond ook den landbouw
beheerschen. Von Liebig heeft niet gezegd, dat. het landbouwonderwijs
aan een Universiteit moest worden gegeven, maar wat hij te recht heeft
doorgedreven bestaat hierin, dat men ook voor den landbouw moet teruggaan
op de grondvakken die de kennis van het menschelijk leven beheerschen,
vooral de scheikunde, en dat men daarin zoo diep moet doordringen als bij
elke andere wetenschap, want dat men eerst uit die diepte van wetenschap
komt tot een juiste beoordeeling van de verschijnselen op landbouwgebied.
Daardoor is een groote revolutie op dit terrein in het leven geroepen.
Dat men in Duitschland aan universitair onderwijs in landbouw de
voorkeur heeft gegeven welk onderwijs te Halle maar ook in andere
plaatsen metterdaad tot bloei is gekomen hangt samen met een ander
verschijnsel in het Duitsche leven, dat wij in ons land niet hebben, namelijk
dat wij hier missen de groote oeconomen of landbezitters. Waar nu die
groote klasse van bezitters van zeer groote terreinen, waarbij het landbezit
hier in ons land eenvoudig niet te vergelijken is, meest herkomstig is
uit kringen, waarin de studie aan een Universiteit toch reeds regel is,
daar ligt het geheel in den aard van de zaak, dat men in zulk een land
er naar streeft om ook die klasse van personen aan de Academie te gelijk
met hun broeders, die daar in de philosophie of in een ander vak studeeren,
te laten opleiden. Maar ook wanneer men om die reden bij ons het
universitair landbouwonderwijs zou willen in het leven roepen, dan zou
men eenvoudig de kweekelingen niet krijgen, want dat genre van personen
bestaat in ons land niet.
Wat ziet men in andere landen, die met het onze meer overeenkomen?
Denemarken heeft ook geen groote oeconomie, doch is een land dat in
dit opzicht met het onze, veel beter dan Duitschland, is te vergelijken.
Denemarken mag ik daarom te meer noemen, omdat het op landbouw
gebied niet alleen een hooge waarde heeft, maar ons ook zoo zeer voor
uitgekomen is, dat het ons door de kracht der concurrentie zelfs een stoot