119
meter, eenige opmerkingen te maken en op enkele onjuistheden
erin te wijzen. Beleefdheidshalve spreek ik niet van „opzettelijke"
onjuistheden.
Op het kadastrale plan, dat op de schaal van 1 a 5000 is gecar-
teerd, bleven de Z. W.- en N. O. grenzen van het thans verkavelde
perceel sedert de inrichting van het kadaster onveranderd en kwamen
als enkelvoudige rechte lijnen op dat plan voor. Vooreerst moet ik
opmerken, dat de heer T. in zijn artikel spreekt over eene sloot.
In de akte echter spreekt hij van een vijver en in zijne gesprekken
met mij en ten kadasterkantore, noemde hij het water in kwestie
gracht of vijver (zie de figuur). Daarbij werd nog verklaard, dat
de vijver reeds lang vóór de primitieve opmeting bestond en waar
schijnlijk eene slotgracht is geweest, zooals met den plaatselijken
toestand geheel overeenkomt. Rationeel is het, aan te nemen, dat
deze gracht bij het perceel, waarop het slot stond volgens vermoe
den van den heer T., was ingemeten. Van de gracht is een gedeelte
(op het terrein is daarvan de breedte niet meer te constateeren)
aangeplempt en werd een nieuwe beschoeiing geplaatst. Zij heeft