120
thans nog een breedte van gemiddeld 7,5 M. Voor deze aanplem
ping werd volgens de akte vergunning gegeven, terwijl zeer duidelijk
in deze akte de grenzen van de verkochte bouwterreinen worden
aangeduid, n.l. op den Z. W.-kant genoemde beschoeiing, op den
N. O.-kant het midden der sloot, terwijl bovendien verschillende
afmetingen worden genoemd. Omtrent de grenzen tusschen ver-
kooper en koopers heerschte volkomen eenstemmigheid, zooals de
heer T. reeds opmerkte.
De heer T. beweert, zich beroepende op artikel 706 B. W.
correct gehandeld te hebben, door slechts het verkavelde perceel
in de akte te noemen, omdat hij het midden van den vijver als
grens aannam, daar deze grens als eene enkelvoudige lijn op de
kaart is voorgesteld. Dit moet ten eenenmale eene onjuistheid zijn.
omdat in art. 706 B. W. eigendomsgrenzen worden bedoeld. Anders
toch zou het geheele artikel geen zin hebben.
Bij vergelijking van alinea 2 van het artikel van den heer T.
met al. 3 moet men tot de conclusie komen, dat het perceel, waarop
de drogerij staat (zie de tig.) en de boomkweekerij (bedoeld in al. 3)
aan verschillende eigenaren zou toebehooren, zooals ook in al. I
beweerd wordt. Wel is in zoover de eigendomstoestand verschillend,
dat het perceel der drogerij belast is met het recht van opstal,
maar dit zakelijk recht is eerst in het jaar 1887 daarop gevestigd, terwijl
de drogerij en de kweekerij overigens, evenals het perceel, waarvan
gedeelten zijn verkocht en aangrenzende perceelen, primitief ten
name van denzelfden eigenaar voorkwamen. Het beroep op art. 706
B. W. kan dus hier niet gelden.
Bij de carteering van de nieuwe beschoeiing werd op den N. 0.-
kant het midden der sloot als perceelscheiding aangenomen, omdat
deze rechte sloot over hare geheele lengte slechts eene gemiddelde
breedte van 2,5 M. heeft en er geene redenen bestaan, een der
kanten als perceelgrens aan te nemen. Dit aannemende, bleek de
nieuwe beschoeiing niet samen te vallen met de oude grens, zooals
deze op het plan voorkwam, maar ongeveer 1 meter (welke afstand
op de schaal van 1 a 5000 wel degelijk zichtbaar is) ten zuidwesten
daarvan. Daar nu aanplemping heeft plaats gehad, had ik te meer
daarom reden, de voormalige vijver kant als perceelgrens aan te
merken en dus te verklaren, dat de perceelen, vormende de drogerij
en de kweekerij, ook in de akte hadden behooren te worden ge
noemd, dat de vijver bij deze perceelen was ingemeten, dat dus de