11
Voor den fiscus evenwel, is het perceel, aangeduid met een
kadaster-nommer, object van belastingheffing. Vandaar dat het
nommer wordt vermeld in de opgave van de uitkomsten der meting
en der vastgestelde schatting, welke uitkomsten ter inzage worden
neergelegd, en dat ook in de kennisgevingen, die aan belangheb
benden worden uitgereikt, het nommer van het kadaster wordt
aangehaald om het belasting-object, hetwelk hermeten of herschat
is, aan te duiden.
Hoe nuttig en gewenscht ook, de wet van 1870 eischt eene
dergelijke vermelding of aanhaling niet.
Evenmin is bij een andere wet de verplichting aan de admini
stratie van het kadaster opgelegd om ongevraagd mededeelingen
te doen van eene plaats gehad hebbende vernommering.
De mededeeling, bedoeld bij art. 95 van meergenoemde Alge-
meene Instructie, moge dan ook verband houden met hetgeen is
bepaald bij de wet van 1870 te vergeefs zal worden gezocht
naar een voorschrift, waarbij mededeelingen, als worden bedoeld,
verplichtend zijn gesteld.
Bij de administratie van het kadaster moeten dus andere en ge
wichtige redenen hebben gegolden toen werd bepaald, dat gedurende
een tijdsbestek, in het ongunstigste geval van vijftien maanden, kan
worden gebruik gemaakt, zoowel van het vervallen als van het
nieuwe kadaster-nommer, al naar gelang zulks door belangheb
benden bij hunne transactiën wordt gewenscht.
Beschouwd als kenmerk van het object van eigendom toch, zou
men er toe komen om het tegelijkertijd bestaan van een vervallen
en het daarvoor in de plaats gekomen nieuwe kadaster-nommer
een onding te noemen.
Alvorens evenwel te beoordeelen de doelmatigheid van het ge
geven voorschrift hebben we nog na te gaan of soms belangheb
benden, die de kadastrale aanduiding hebben te bezigen, zich in
deze op verkregen rechten kunnen beroepen, waarnaar de admini
stratie zich moet schikken.
Daartoe hebben wij allereerst te raadplegen de fiscale wet van
16 Juni 1832 Stbl. 29, waarvan art. 8 bepaalt: dat „eene maand
nadat de kadastrale leggers zijn nedergelegd en de aankondiging
daarvan heeft plaats gehad" dus van af 1 Juli 1833 „de
openbare ambtenaren gehouden zijn om, in alle akten aan de over
schrijving ten kantore der hypotheken onderworpen, te hunnen