152 zetting was belast, deelt thans in het Zeitschrift für Vermessungs- wesen, S 578 de uitkomsten mede. De zijdelingsche afwijking is gevonden op 0.202 M., de uit het noorden verlengde as week voor dit bedrag westelijk van de ver lenging der zuidelijke as af. Het hoogteverschil bedraagt 0.087 M.; de uit het zuiden komende lijn ligt hooger dan die uit het noorden. Ten slotte bleek de lengte van den tunnel 0.79 M. korter te zijn dan de berekende. Deze afwijkingen mogen zeker als voor practische doeleinden zeer voldoende worden beschouwd. Het grootste aandeel er van moet worden toegeschreven aan de uitzetting van de berekende richting, omdat uit den aard der zaak deze hoogstens de nauwkeurigheid van een polygoonmeting kan verkrijgen en onder de omstandigheden, waaronder deze in den tunnel moet worden uitgevoerd, bij opne mingen in het vrije veld nog verre ten achter staat. M. de Vos. September 1905. Verslag van de Rijkscommissie voor graadmeting en waterpassing aangaande hare werkzaamheden gedu rende het jaar 1904. Met kaart.) Commissie. In de samenstelling der commissie kwam geen verandering. Betrekkingen met de buitenlandsche leden van de internationale vereeniging voor aardmeting. In het jaar 1904 werd geen vergadering gehouden van de internationale vereeniging voor aardmeting. Van het bureau der vereeniging werd per circulaire een voorstel ontvangen om op twee plaatsen op het zuidelijk halfrond waarnemingen te doen uitvoeren omtrent de veranderlijkheid der poolshoogte. In verband met de waarnemingen, die op het noordelijk halfrond worden gedaan, verwacht men nadere aanwijzingen omtrent den aard dier veranderlijkheid te verkrijgen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1905 | | pagina 154