13
bij hypotheekstelling ingelaten. Wel werd het onderzoek ten hy-
potheekkantore grootendeels illusoir gemaakt, bij het achterwege
blijven van de voorgeschreven aanduiding.
„Indien toch de bedoelde aanduiding, ten aanzien van alle of
van een gedeelte der goederen ontbreekt, of blijkbaar onjuist heeft
plaats gehad, in een der akten, vonnissen of stukken" wordt in het
Kon. Besl. verder gezegd „zal de Bewaarder, in het aan par
tijen af te geven recief van de overlegging derzelve, vermelden,
dat uit hoofde der op te geven gebreken in de wettige aanduiding
der goederen, geen aanteekening kan geschieden in het register
n°. 69, dat naar het algemeen register verwijst".
Zonder bezwaar had daaraan kunnen worden toegevoegd „en
ook niet in den kadastralen legger", want bij het ontbreken van
een kadastrale aanduiding zal toch zeker wel geen aanteekening
kunnen worden gedaan bijof overboeking kunnen plaats hebben
van een kadaster-nommer. Zonder bezwaar, zeg ik, omdat de
kadastrale legger een register is, waarvan de inrichting en bijhou
ding niet aan wettelijke voorschriften is gebonden, al erkent de wet
ook het bestaan van dien legger.
Voor ons betoog hoofdzakelijk van belang, is het evenwel om te
doen uitkomen, dat het Kon. Besl. van 1838 eischt eene opgave
van het nommer, waaronder het object bij het kadaster bekend is,
maar niet van het nommer w.o. het object te eenigertijd bij het
kadaster bekend ivas. Vervallen nommers komen dus niet in aan
merking voor het daarbij doen van aanteekeningen in de registers
ten hypotheekkantore.
Het bedreigen met boete, op het achterwege laten der kadastrale
aanduiding door openbare ambtenaren, bij de wet van 1832 nage
laten, werd bij de wet van 9 Juli 1842 Stbl. 20 voor de notarissen
een feit.
Op verbeurte eener boete van f 10 wordt bij art. 37 dier wet
van de notarissen geëischt, dat zij: „de gebouwde en ongebouwde
eigendommen in alle akten, bestemd om in de registers der bewa
ring van de hypotheken te worden ingeschreven, overgeschreven,
vermeld of aangeteekend" (uitgezonderd zijn de akten van uiterste
wilsbeschikking en die tot het doorhalen van inschrijvingen, waarbij
de kadastrale aanduiding ontbreekt) „zullen aanduiden door de op
gave van de gemeente, de sectie en het nommer, waaronder elk
perceel in de schrifturen van het kadaster bekend is".