14 Ten aanzien van deze schrifturen zij terloops opgemerkt, dat de perceelnommers daarin worden doorgehaald, zoodra ten kadaster- kantore bekend is, dat ze zijn vervallen en nieuwe nommers daarvoor in de plaats zijn gekomen. Na de doorhaling, kan nog w-el een onderzoek worden ingesteld naar de plaats gehad hebbende nommer- verandering, maar de doorgehaalde nommers zijn en blijven vervallen. De notarissen, die te vermelden hebben het nommer, zooals dat bij het kadaster bekend is, kunnen dus niet volstaan met vermelding van het nommer, waaronder een perceel te eenigertijd bekend was. Ook de wet van 13 Mei 1859 Stbl. 130 (op het Recht van Suc cessie) eischt dat de onroerende goederen in de memorie van aangifte met „de gemeente, de sectie en het nommer van het kadaster" moeten worden opgegeven en dus ook weder met het nommer, zooals dat bij het kadaster bekend is, maar niet met een nommer, dat te eeniger tijd bij het kadaster is bekend geweest. De burgerlijke wetgever ging evenwel verder met het stellen van eischen bij het vestigen van hypotheek. Niet alleen werd bepaald, dat hypotheek alleen bij notarieele akte kan worden verleend (art. 1217 B. W.), waarmede de naleving is verzekerd van den eisch bij de wetten van 1832 en 1842 gesteld, betreffende het bezigen der kadastrale aanduiding althans voor zooverre die naleving met bedreiging van boete kan worden geacht verzekerd te zijn maar ook bij art. 1219 B. W. is uitdrukkelijk bepaald, dat de akte, waarbij hypotheek wordt gevestigd, moet bevatten „eene bijzondere opgave van het bezwaarde goed en van deszelfs aard en ligging naar aanleiding der kadastrale indeeling". En de borderellen van inschrijving moeten blijkens art. 1231 bevatten „de aanduiding van den aard en de ligging der goederen, waarop de hypotheek is gevestigd, naar aanleiding der kadastrale indeeling". Nu moge men de woorden „naar aanleiding" bij de aangehaalde wetsbepalingen minder gelukkig gekozen achten, het blijkt althans dat de aanduiding van het verbonden goed moet geschieden naai de kadastrale indeeling, maar niet naar eene indeeling, die te eeniger tijd heeft bestaan. Is echter de aanduiding van het verbonden goed in de borderellen niet op voldoende wijze geschied, dan kan de hypotheekbewaarder niet alleen geen aanteekening in zijne registers, die voor het onder zoek zijn bestemd, doen, maar loopt ook de inschrijving gevaar van te zullen worden vernietigd. Want ook al komt, in gevolge art.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1905 | | pagina 16