177 Is het aantal richtingswaarnemingen in een punt groot, dan moet gezorgd worden voor zeer stevige opstelling, b. v. pijler. Anders mag de drievoet gebruikt worden. Men mag hoek- of richtingswaarnemingen doen. Berekeningen worden dubbel (door 2 rekenaars) uitgevoerd in zwarten inkt; verbeteringen worden aangebracht in rood. Afstanden worden berekend in cM; hoeken in secunden. Zijn in veel driehoeken alle hoeken gemeten, dan moet de gemid- delde sluitfout 20". (A steeds positief genomen). Eene driehoeksmeting wordt als zeer goed beschouwd, als die fout <C 15". De hoeken in driehoeken, welker sluitfout l' is, worden op nieuw gemeten. Het verschil der logarithmen van 2 langs verschillende wegen ver kregen waarden eener driehoekszijde, mag nooit grooter zijn dan 15 eenheden der 5e decimaal. Het gemiddelde uit al die verschillen ((5) moet voor eene geheele driehoeksmeting zijn 5. (3 steeds positief genomen.) De waarnemer wordt gestraft voor willekeurig wijzigen van waar nemingen. Alle toleransen zijn gebaseerd op vroegere metingen en slechts voorloopig vastgesteld. Uit de Instructie voor de polygoonmeting. Elke veelhoek der le orde moet zoo weinig mogelijk van de rechte lijn afwijken. In veelhoeken der le orde mogen geen kleinere zijden voorkomen dan van 100 M; in veelhoeken der 2e orde geen kleinere dan van 50 M., noch grootere dan van 350 M. bij directe meting en van 200 M. bij het gebruikmaken van afstandsmeters. Tolerans (t) voor het verschil tusschen 2 directe metingen van eene veelhoekszijde: t 0,015 j/ L 0,0008 L, in gunstig terrein; t 0,020 1/^_L 0.0008 L, in minder gunstig terrein t 0,025 l/~ L 0,0008 L, in ongunstig terrein. Hoeksluitingsfout van een veelhoek 1,5 Vn. (n het aantal te verbeteren azimuths). V

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1905 | | pagina 183