182
Bij oneven aantal Satze wordt natuurlijk in één van deze vóór
den teruggang de kijker doorgeslagen.
Volgens de „Handleiding" wordt de alhidade steeds naar rechts
gedraaid.
De eerste serie waarnemingen wordt dadelijk georienteerd en de
voorwerpen 1 tot en met n en daarna weer het eerste voorwerp
worden ingesteld. Hierna volgt verplaatsing van den limbus
ming derzelfde richtingen op dezelfde wijze. Na 4 series (waar
van de laatste dus in randstand: orienteering -j- 671/2°) wordt de
kijker doorgeslagen en volgen met verplaatsing van den rand over
22l/s° vóór elke serie nog 4 series, waarbij dezelfde voorwerpen
nu in omgekeerde volgorde daarbij, zooals reeds opgemerkt,
de alhidade steeds rechts draaiende ingesteld worden.
Een voordeel van deze laatste methode ligt daarin, dat door het
groot aantal randstanden (8) de periodieke randverdeelingsfout
beter wordt geëlimineerd en de invloed der toevallige randverdee
lingsfout geringer wordt.
Bij nauwkeurig verdeelde randen is zoo'n groot aantal randstanden
voor de opheffing dier fout echter niet noodig.
Zelfs bij de tot nog toe bij ons kadaster in gebruik zijnde
theodolieten zijn 5 a 6 randstanden zeker ruimschoots voldoende om
punten op afstanden van 2000 a 3000 M. tot op 5 c.M. nauw
keurig te bepalen.
Een nadeel van de methode volgens de „Handleiding" is, dat
elke serie waarnemingen op zich zelf staat, dat de meting niettegen
staande het niet al te groote aantal instellingen door de vele
randverplaatsingen en de oriënteering meer tijd eischt dan andere
methoden en dat op het terrein elke vergelijking tusschen de series
ontbreekt
En vooral in bedekt terrein is het wenschelijk dat men dadelijk
de bruikbaarheid der waarnemingen beoordeelen kan.
Bijna overal wordt slechts als een geheel beschouwd eene hoek
meting in heen- en teruggang (Satzmeting).
Men geeft gewoonlijk aan de dubbele hoekmeting (heen- en
22 V20 sexagesimal
verdeeling
en herhaalde
waarne-