183 teruggang) als éénheid beschouwd het gewicht 2, ongeveer gelijk aan dat van de enkelvoudige richtings-waarneming. Bi) de methode der „Handleiding" kan men kwalijk spreken van heen- en teruggang. Het tijdsverloop tusschen deze is te groot. Voor richtingswaarnemingen verkies ik de bij de Rijksdriehoeks meting gevolgde methode. Deze paste ik ook toe bij de gedeeltelijke hermeting van Aalsmeer. Zooals reeds gezegd: het beginpunt wordt niet noodeloos nog eens ingesteld en de kijker wordt bij een even aantal randstanden eerst op de helft van dat aantal doorgeslagen. Elke heen- en teruggang heeft derhalve dezelfde regelings- en randverdeelingsfout. Daardoor kan men op zeer eenvoudige wijze voor elk standpunt een middelbare fout uit de waarnemingen berekenen, die onafhankelijk van de twee genoemde fouten, en van zuivere centrische opstelling, den invloed aangeeft van de fouten van instelling en aflezing, waarbij de eerste verband houdt met de soliditeit der opstelling, den winddruk, de verlichting van het in te stellen voorwerp en nog enkele kleinere factoren. Zoo werden voor de gedeeltelijke herméting van Aalsmeer de volgende 6 Satze waargenomen in het punt I waarbij in 7 richtingen werd ingesteld: Satze 1 2 3 4 5 6 Randstand 0° 3(f 60° 90° 120° 150° Kijkerstana II I II II II Gemiddelde van de 2 noniusaflezingen. 0" 50" 12" 45" 10" 45' 20 5 10 2 15 5 50 (-10) 25 50 20 42 40 58 (-2) 5 30 10 35 0 30 15 35 20 48 5 42 22 48 32 0 25 48 30 45 25 50 38

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1905 | | pagina 189