189
schijnt mij toe overschat te worden. Bij de Rijksdriehoeksmeting
bewijst voor sommige metingen dadelijke oriënteering soms diensten,
omdat ver verwijderde punten, welker ligging uit vroegere metingen
bekend is, dan gemakkelijk opgezocht kunnen worden.
Voor kadastermetingen kan echter dadelijke oriënteering veel tijd
verlies tot gevolg hebben, omdat men steeds moet kunnen richten
naar een punt, van waar het station reeds ingesteld is.
In bedekte terreinen als Aalsmeer is het vaak van belang nu hier
dan daar hoekwaarnemingen te doen.
Het stelselmatig gaan van het eene punt naar een ander dat
reeds van daaruit ingesteld is, zou voor de hoekmeting veel meer
tijd gevorderd hebben dan nu noodig was.
In Italië worden evenals hier voor de Rijksdriehoeksmeting theo
dolieten met sexagesimale randverdeeling gebruikt. Voor meer onder
geschikte metingen is de centesimale verdeeling toegelaten.
In Frankrijk werd de centesimale verdeeling reeds door Del ambre
ook voor primaire metingen gebruikt.
Sedert het begin der vorige eeuw geeft daar de „Service géogra-
phique" de voorkeur aan centesimale verdeeling.
In 1889 en 1890 verschenen te Parijs nieuwe tafels, die voor
beide verdeelingen bewerkt waren in 4, 5 en 8 decimalen.
In Italië worden van staatswege aan alle betrokken ambtenaren
tafels verstrekt voor den overgang van de eene in de andere ver
deeling.
Alle meet- en bureaubenoodigdheden worden daar trouwens van
staatswege verstrekt, terwijl door geregeld onderzoek zorg gedragen
wordt voor de deugdelijkheid van die zaken, ten bate van het werk.
In de verzameling van voorschriften komen b.v. belangrijke beschou
wingen voor over onderzoek van papier en inkt.
In Italië beschouwt men, zooals wij zagen, eene driehoeksmeting
als goed als de gemiddelde sluitfout 20" en als zeer goed
2 A
als 15
n
Bij de driehoeksmeting van Aalsmeer vond ik uit 20 driehoeken
(hoeken gemeten in 6 randstanden) 11\ 8 en na bijvoeging