18
er door de wijziging van de tenaamstelling bij het kadaster, ook
al geen rechtsverhoudingen veranderd, toch zijn bij die wijziging
belangen van fiscalen en ook van politieken aard betrokken, die
niet voorbij moeten worden gezien. En ook de onderzoeker wordt
ten hypotheekkantore voor het uitgangspunt van onderzoek, het
object, verwezen naar de schrifturen van het kadaster.
Houdt men voorts rekening met den toestand, die is ontstaan
nadat in hetzelfde jaar en dus alvorens de uitkomsten der meting
ter kennis van belanghebbenden zijn gebracht een perceelnommer
drie, vier, vijf en meermaal is vernommerd, dat daarmede splitsing
en vereeniging van perceelen, dikwijls met wijziging van grenzen
heeft plaats gehad, dan vindt men ook eene verklaring voor de
uitdrukking: „zooveel mogelijk geschiedt de overboeking", welke
bij het anngevochten artikel van de Algemeene Instructie is gebezigd.
Immers, hebben partijen in dergelijk geval het object der overeen
komst aangeduid door te vermelden, dat het uitmaakt een deel van
het in het begin van het jaar nog niet vernommerde kadaster-perceel,
dan wordt het inderdaad moeilijk, zoo niet onmogelijk, om uit zoo
danige aanduiding het object te onderkennen en dus ook om de
tenaamstelling te wijzigen, indien intusschen herhaaldelijk is ver
nommerd.
We mogen daarom van geluk spreken dat, zooals we hebben
gezien, de wet niet verplicht om een vervallen kadaster-nommer
nog te beschouwen als te bestaan, tot dat aan belanghebbenden is
kennis gegeven van de nommer-verandering. En ook het aange
vochten artikel 95 der Algemeene Instructie voor de ambtenaren
van het kadaster kan worden gewijzigd.
Nemen we echter in beginsel aan, dat een kadaster-nommer als
vervallen moet worden beschouwd, zoodra het daarvoor in de plaats
gekomen nieuwe nommer bestaat, dan dient er ook eenstemmigheid
te zijn, zoowel bij de administratie als bij het publiek, aangaande
het tijdstip, waarop het nieuwe nommer als bestaande moet worden
aangemerkt.
Om tot die eenstemmigheid te komen, zal de wet, die de kadastrale
aanduiding in de aan overschrijving onderworpen akten eischt,
ook duidelijk moeten aangeven waaraan men in deze zich heeft te
houden.
Van den kant van het publiek zal zeker niet veel tegenstand
worden ondervonden, indien wordt aangenomen, dat het tijdstip