211 Wet op de Middelen. traktementen van de bij die commissie werkzaam gestelde landmeters van het kadaster. 40000, f 40000, f 40000. 12°. r. Ontvangsten wegens verrichtingen betrekkelijk het kadaster. In de laatste jaren is deze ontvangst steeds stijgende. Voor 1906 wordt daarom iets meer geraamd dan de middensom van de opbrengst der laatste drie jaren. Die middensom bedraagt f 69160; de raming f 70000. Opbrengst 1904 70753 Raming 1905 69000 1906 70000 s. Opbrengst van het door landmeters van het kadaster voor particulieren verricht werk na aftrek van het hun daarvan toekomend gedeelte. Met het oog op de ontvangsten in 1902,1903 en 1904, respectievelijk ad f 44197,195, 45981,83* en f 47065,855 wordt de raming voor 1906 op ƒ47000 gesteld. Evenals voor 1905 is ook thans de raming 3000 hooger dan het vorige jaar. Tweede Kamer. Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1906. VIIde HOOFDSTUK B. Financiën Voorloopig Verslag. Opmerkingen en Beschouwingen. 4 Kadaster. Van meer dan eene zijde werd er op aangedrongen, dat de Minister van Financiën het initiatief zou nemen voor wettelijke maatregelen be treffende de bewijskracht van het kadaster of omtrent het voorbereiden van dergelijke maatregelen met zijnen ambtgenoot van Justitie overleg zou plegen. Wel bleek de vorige Minister van Justitie, getuige de mede- deelingen ten vorigen jare in de Memorie van Antwoord betreffende hoofdstuk VIIB der Staatsbegrooting, voor het denkbeeld van een rechts geldig kadaster weinig te voelen, maar de tegenwoordige bewindsman kan daaromtrent van een ander gevoelen zijn. Gevraagd werd, of het kadaster niet van het Departement van Finan ciën naar dat van Landbouw, Nijverheid en Handel behoorde te worden overgebracht. Voornamelijk toch heeft de instelling den landbouw te

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1905 | | pagina 217