217 maar de eigenaars in vele gevallen, althans wal de landelijke gemeenten betreft, uitwonenden, die op geenerlei wijze bijdragen tot den bloei der gemeente, waarvan zij wel de voordeelen trekken in den vorm van hoogere pachtsommen. Daarom is het slechtsals billijk te beschouwen, dat de heffing dei- Grondbelasting zoodanig worde geregeld, dat die bezitters van onroerende goederen een deel dier winst, gevolg van de waarde-vermeerdering van hun eigendom, storten in de kas der gemeenschap. Dit geldt zeker in de eerste en voornaamste plaats voor de bezitters van in of rondom de stedelijke gemeenten gelegen gronden, die aan hunne geschiktheid voor bouwterrein een soms reusachtige waarde ontleenen. Voorbeelden dat bouwterrein na verloop van enkele jaren, ten gevolge van de uitbreiding eener stad, voor bijna denzelfden prijs per vierk. M. wordt verkocht, als de koopprijs per H.A. bedroeg liggen voor 't grijpen. Bovendien bestaat er nauw verband tusschen de tegenwoordige wijze van belastingheffing en de speculatie in grond, welke den grondprijs kunst matig omhoog drijft en het bouwen van goedkoope woningen tegenhoudt". (N. Arnh. Ct Xde HOOFDSTUK. LandbouwNijverheid en Handel.) Voarloopig Verslag. IIde Afdeeling. Bevordering van den landbouw. Van verschillende zijden werd gevraagd, welke voorstellen de Minister op wetgevend gebied ter bevordering van den landbouw denkt te doen. Bepaaldelijk zou men gaarne vernemen of voorstellen te wachten zijn betreffende de volgende onderwerpen 1°. ruilverkaveling. Men verwees hierbij naar de in Duitschland gel dende wetgeving. 2°. enz., enz. Wijziging wet tot regeling der grondbelasting. Ontwerp van Wet. Eenig Artikel. In Artikel 41, eerste lid, der wet van 26 Mei 1870 Staatsblad N°. 82) vervallen de woorden: «en van grooteren omvang dan 500 hektaren (bunders).»

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1905 | | pagina 223